Het chocolaatje dat voorbijging

Ik kom uit een gezin dat het niet te breed had. Mijn vader was een vluchteling en gedurende de drieëntwintig jaar dat hij wachtte op het Nederlanderschap had hij geen recht op diverse Nederlandse voorzieningen.

Het was daarom uitzonderlijk wanneer er na de avondmaaltijd bij ons iets lekkers op tafel kwam. Dat was dan een Mars die mijn vader gekocht had in De Harmonie, schuin tegenover ons. Wij waren met ons achten, en het scherpe mesje moest eraan te pas komen om de chocola in acht precies gelijke stukjes te verdelen. Daarna begon het peuzelen, knabbelen, smikkelen. 'Tot je de vingers erbij opeet' kon door ons zijn uitgevonden.

Maar hoe weinig wij gewend waren aan lekkers en luxe, van één ding was ik altijd zeker: mijn verjaardagscadeau. Ik vroeg altijd hetzelfde. Ik kreeg altijd hetzelfde. Ik wilde nooit iets anders. Het heette schoolpakket. Het woord alleen al: pakket. Dat was iets bijzonders, iets groots: een map vol losse vellen papier, en ook een pen zat erin, een opschrijfblok, een potlood, een gummetje, zeven kleine kleurpotloodjes en een puntenslijper. Het rook zo heerlijk, mijn pakket, het voelde zo heerlijk, en het was ook zo heerlijk wat ik ermee kon doen: verhaaltjes schrijven, 's avonds in het halfuurtje tussen avondeten en slapen gaan.

In piepkleine letters schreef ik. 'Pietepeuterig' zei mijn moeder. Maar zo moest het. Ik was zuinig op mijn schat, kreeg niet eerder dan volgend jaar een nieuwe, immers. Ik schreef over Greisje, de stoute muis in het bos. Over Jaap, Kees en Harm, avonturiers die boven op het dak van ons huis woonden. Over Mieke die geen melk met vellen lustte. En overal maakte ik een tekeningetje bij, in zeven kleuren.

Een kwartiertje later, in bed, vertelde ik de verhalen aan mijn kleine broertje en zusje; de volgende dag op school liet ik ze aan mijn vriendinnetjes lezen; en als de schoolkrant verscheen, stonden ze er vaak in.

Zo kwam ik al dieper aan het denken en het schrijven; en het moet eens gebeurd zijn - ik herinner het me niet - dat mijn vader na de avondmaaltijd zei: 'Even blijven zitten, kinderen, ik heb een verrassing', dat ik dan geantwoord heb: 'Daar heb ik geen tijd voor!' en van tafel liep, mijn schoolpakket uit de kast pakte, pen en papier, en begon te schrijven, schrijven, terwijl mijn vader vroeg: 'Werkelijk niet? Zal ik hem dan in zéven stukjes snijden?' maar dat ik niet reageerde, want Evert Zwein zat Greisje achterna, omdat hij aan zijn eikels gezeten had, en iedereen wilde weten hoe dát nu afliep - ikzelf vooral.

Ik geloof dat er sinds die tijd veel 'chocola' aan mijn neus voorbijgegaan is: een zware hypotheek, een dikke leasebak, een baan van negen tot vijf, fileproblemen, een chef - noem het maar, en ik heb het niet. Dat komt doordat ik denk. En schrijf. Heerlijker dan chocola.

Comments

Lid sinds

10 jaar 6 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
Wat mij betreft het mooiste antwoord op de vraag 'Wanneer mag je je schrijver noemen?'.

Lid sinds

13 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker
Ha, zo ben ik ook begonnen met schrijven. In een afgedankt ringbandboekje (maatje A6 geloof ik) dat ik omtoverde tot dagboek. De verhalen kwamen er later vanzelf bij in een schrift met geruite kaft. En chocola? Kauwen helpt ook bij het nadenken... ;-)

Lid sinds

12 jaar 3 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
Oude, verloren gewaande herinneringen kwamen voorbij. Ze ontroerden even vaag als de herinneringen waren. Mooi. :)