Wie hard schreeuwt heeft niet de meeste pijn

Blog door Chrétien Breukers op Schrijven Online.In een brief aan jhr. mr. A.F. de Savornin Lohman (een naam te mooi om niet helemaal over te nemen in dit stuk) van 28 oktober 1943 schreef W.F. Hermans: ‘Ik moet altijd lachen om schrijvers die spreken van “hun verdriet wegschrijven” en dergelijke, omdat zij zich daarmee onherroepelijk tot charlatan stempelen, een soort variétéfakir. Misschien helpt schrijven tegen verdriet als een aspirientje tegen hoofdpijn; misschien ook mogen schrijvers zich verontschuldigen dat zij van kleine, onbetekenende dingen meer verdriet ondervinden dan een ander. Maar dat kan niemand controleren. Wie hard schreeuwt heeft niet de meeste pijn. En verdriet “wegschrijven” kan alleen wie het door onophoudelijk in zijn binnenste te roeren zo intens mogelijk gemaakt heeft.’

De biografie van Willem Otterspeer die onlangs is verschenen, De mislukkingskunstenaar, het boek waaruit ik bovenstaand citaat overnam, draait rond een of twee blinde vlekken in het leven van Hermans. In de eerste plaats: de dood van Hermans’ zuster Corry in de meidagen van 1940. Was het zelfmoord? Was het moord door haar minnaar of goede vriend (en neef) Pieter Blind? Haar dood was in elk geval een groot verdriet, dat Hermans niet heeft kunnen ‘wegschrijven’, al duikt het in zijn werk hier en daar op. Het meest pregnant in Ik heb altijd gelijk, waar de zus van de hoofdpersoon Lodewijk Stegman zelfs uit de doden herrijst, om zich nog één keer aan haar broer te vertonen.

De tweede blinde vlek is de angst. In zijn beroemde (en autobiografische) verhaal ‘Het grote medelijden’ schrijft hij: ‘Angst is het vruchtwater waarin ik ondergedompeld ben’. Maar ook: ‘Ik heb geschreven om wraak te nemen - wat is daar voor bijzonders aan? Maar ik heb er geen geheim van gemaakt. Soms ook schreef ik zonder het gevoel mij te wreken, maar dat is lang zo genotvol niet. Zelfs na wraak genomen te hebben, schonk ik geen vergiffenis. Toch eis ik hun waardering.’ Hermans was vervuld van angst, al van jongs af aan, een angst die hij uitte in agressie. Zijn polemieken, maar ook zijn romans, zijn te lezen als bezweringsformules, maar ook als protocollen van de angst, als de (literaire) neerslag van wat hem allemaal met angst vervulde.

De blinde vlekken heeft Otterspeer niet kunnen invullen. De zelfmoord van of de moord op de zus is onopgehelderd gebleven, omdat er geen sluitende verklaringen zijn die het laatste woord over deze tragedie spreken. De angst heeft Otterspeer niet tot leidraad genomen. Hij koos voor de ‘mislukking’ als centraal gegeven; zelf denk ik dat hij met ‘angst’ een grotere gooi had kunnen doen - maar dan was het wel een heel psychoanalytisch gepuzzel geworden. Dat wel.

Schrijven is geen therapie voor Hermans. Dat blijkt wel uit wat hij aan De Savornin Lohman schreef. Het citaat gaat trouwens nog verder: ‘Hierdoor komt het ook dat iemand die is gaan schrijven, het niet meer laten kan. De gewoonte van zichzelf als romanheld te zien (ik trad in mijn kinderfantasieën altijd in de derde persoon op) raakt men niet meer kwijt. Als compensatie voor deze zelfkwelling moet men dan wel schrijven.’ Vakkundig zet Hermans zichzelf in een patstelling. Schrijven is wat je mag doen als je de wereld van buitenaf beziet en jezelf overal buiten hebt geplaatst.

Bij W.F. Hermans is schrijven geen vrijblijvende aangelegenheid, maar een existentiële. Door ‘onophoudelijk in zijn binnenste te roeren’ heeft hij de zwarte inkt gemengd waarmee zijn boeken op het papier worden gezet. Omdat het moet. Niet omdat hij iets van zich af wil schrijven. Hermans’ angsten en obsessies zullen tot zijn dood bij hem blijven. Zie bijvoorbeeld Een heilige van de horlogerie, een laat boek van Hermans waarin een deel van het verhaal draait om een klok met een gevaarlijk zwaar hijsgewicht - een hijsgewicht dat bij nader inzien (als het verhaal bijna ten einde is) niets blijkt voor te stellen. Maar dat heeft de angst voor de vernietigende kracht ervan het hele boek door niet minder gemaakt.

Schrijven is een mooi vak. Als je het opgewekte proza van veel schrijfdocenten leest, krijg je soms het idee dat het een vak is waar je je in kunt bekwamen. Dat zou misschien zelfs waar kunnen zijn, maar wie schrijver is, betaalt daarvoor ook een prijs. Kijk maar naar W.F. Hermans en zijn schrijversleven in de derde persoon.