Lid sinds

15 jaar 5 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

schrijfopdracht #104 Herinneringsgedicht

Weet je nog dat wij Weet je nog dat wij zoenden onder het raam Zoenden onder het raam terwijl je moeder Terwijl je moeder met haar stem Met haar snerpende stem riep Jouw naam riep Weet je nog dat wij zoenden onder het raam Terwijl je moeder jouw naam riep Door het raam en jij in mijn ogen keek Met een blik van heb ik jou daar En een hand op mijn schouder een hand Tussen mijn schouderbladen Die hand die ik voel tot in alle eeuwigheid Die ogen die ik zie tot nu toe Tot nu toe zie ik je ogen en hoor ik je moeder Jouw naam roepen Jouw naam die ik nooit vergeten ben Waar menig kenteken mij aan herinnert jouw naam Die zo vlak bij mijn naam stond. Zo vlak bij als ik bij jou stond die avond Of was het al nacht? Weet je nog dat jij mij zoende en daarna naar binnen ging Onder het gesputter van je moeder En ik daarna afdroop, wegging naar huis Om je nooit meer te zien Weet je dat nog Ate Vegter, 25 juli 2016 www.atevegter.wordpress.com

Lid sinds

11 jaar 1 maand

Rol

  • Gewone gebruiker
Ate Vegter Het is veel herhaling, dat verstoort naar mijn smaak de herinnering, probeer het meer bij het beeld te houden, suggestie voor de opening: Weet je nog dat wij zoenden onder het raam terwijl je moeder met haar snerpende stem jouw naam riep. Dit vind ik een mooie vondst: 'Waar menig kenteken mij aan herinnert'

Lid sinds

7 jaar 10 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
Hoi Ate; ik vind het wel weer grappig, die herhalingen, vooral als je het gedicht snel leest. "Of was het al nacht?" zou ik schrappen, het haalt de schwung er een beetje uit.

Lid sinds

18 jaar 8 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
Weet je nog dat wij Weet je nog dat wij zoenden onder het raam Zoenden onder het raam terwijl je moeder Terwijl je moeder met haar stem Met haar snerpende stem riep Jouw naam riep Weet je nog dat wij zoenden onder het raam Terwijl je moeder jouw naam riep Door het raam en jij in mijn ogen keek Met een blik van heb ik jou daar En een hand op mijn schouder een hand Tussen mijn schouderbladen Die hand die ik voel tot in alle eeuwigheid Die ogen die ik zie tot nu toe Tot nu toe zie ik je ogen en hoor ik je moeder Jouw naam roepen Jouw naam die ik nooit vergeten ben Waar menig kenteken mij aan herinnert jouw naam Die zo vlak bij mijn naam stond. Zo vlak bij als ik bij jou stond die avond Of was het al nacht? Weet je nog dat jij mij zoende en daarna naar binnen ging Onder het gesputter van je moeder En ik daarna afdroop, wegging naar huis Om je nooit meer te zien Weet je dat nog Ate Vegter, 25 juli 2016 www.atevegter.wordpress.com
Hallo Ate, Door de herhalingen krijgt het gedicht iets 'slepends', rondeelachtigs, alsof de herinnering maar niet helemaal naar boven wil komen. Kijk bijvoorbeeld hier voor meer over het rondeel: http://www.poezie-in-beweging.nl/framerechts/poez… Ik vind het wel aardig, je lijkt hier wat te experimenteren met de vorm en het tempo. De situatie schiet niet op zo, met dat zoenen en die snerpende moeder. Een paar dingen vind ik niet zo origineel, daar mag je wat mij betreft andere, meer eigen woorden voor zoeken: - een blik van heb ik jou daar - tot in alle eeuwigheid 'Waar menig kenteken mij aan herinnert jouw naam' -> ik begrijp dat 'waar' niet zo goed. De zin wordt helderder als je begint met: 'Menig kenteken ...' Probeer wat te herschrijven en te poetsen, daar wordt je gedicht beter van! Groet van Wilma van den Akker / Mevrouw SchrijfTaal