Schrijven buiten de Randstad

Waarom spelen de meeste Nederlandse romans zich af in Amsterdam - en ook nog een klein stukje daarvan? In Trouw woedt sinds kort een discussie over de vraag of literatuur in Nederland zich niet wat meer buiten de grachtengordel zou moeten afspelen. Het startschot daartoe werd gegeven door publicist Piet Fraanje, die een serie romans achter elkaar las en niet verder dan het centrum van Amsterdam kwam. Amsterdam is volgens Fraanje het decor waartegen het leeuwendeel van de Nederlandse romans zich afspelen – niet voor niets de thuisbasis van de meeste Nederlandse romanciers. "Palmen voert in ’Lucifer’ allemaal kunstenaars op die in de Amsterdamse kunstenaarssociëteit ’De Kring’ vooral erg druk zijn met elkaar. De dichter in ’Marte Jacobs’ piekert zich dwalend door de hoofdstad suf over zijn grote liefde. P.F. Thomése presteert het om zelfs een roman over een mannetjesmaker in de Nederlandse politiek (’Vladiwostok!’) te situeren in Amsterdam en niet in Den Haag. ’Het diner’ speelt zich af in een etablissement in de Amsterdamse Watergraafsmeer waarvoor het restaurant ’De Kas’ model heeft gestaan. Désanne van Brederode laat haar hoofdpersoon van ’Hart in hart’ in de Amsterdamse Pijp wonen en fietsen. Meijsings alter ego woont in een Amsterdams appartement; als ze een keer buiten komt valt ze dronken in een van de Amsterdamse grachten." Moratorium: tien jaar geen Amsterdam Natuurlijk las Fraanje ook romans die zich nadrukkelijk buiten Amsterdam afspeelden: Adriaan van Dis, Marjolijn Februari, om er een paar te noemen. Maar het zijn uitzonderingen. "Nederlandse schrijvers vertellen graag over hun eigen leven, hun eigen omgeving, hun eigen soort mensen. Uit de romans blijkt dat de culturele elite zich veilig heeft verschanst in de binnenring van het vrijzinnige Amsterdam. Daar is het blijkbaar nog steeds goed toeven." Fraanje stelt dan ook een soort moratorium voor. „Wij willen literatuur die in geen andere tijd moet zijn geschreven dan in de tijd waarin ze is geschreven”, stellen Harmens en Pfeijffer in hun manifest. Daaraan zou ik willen toevoegen: „Wij pleiten voor literatuur die zich in een andere stad afspeelt dan in de stad waarin ze is geschreven. Wij pleiten voor een moratorium van tien jaar op literatuur die zich afspeelt in Amsterdam.” Dicht bij huis Afgelopen zaterdag stelde Marc Reugenbrink - eerst in Groningen, nu in Gent woonachtig - zich teweer tegen Fraanje's ideeën. Je hoeft geen moratorium in te stellen zodat romans zich buiten de grachtengordel afspelen. Het gaat om iets anders, iets diepers. "Als zelfverklaarde provincialist (als dat woord bestaat) zou me dit deugd moeten doen. Ik heb zelf al vaak – te vaak naar de mening van hen die er wonen – de grachtengordel met zijn zelfverklaarde kosmopolitisme, navelstaarderij, particularisme en zijn, in feite, internationale isolement als het gaat om de ontwikkelingen die elders van belang worden geacht, ter discussie gesteld. Maar hoewel ik natuurlijk ook wel de raillerende ondertoon in Fraanje’s artikel zie, heb ik dat nog nooit in verband gebracht met waar een roman zich zou afspelen. Ik geloof dat wat we wereldliteratuur noemen haar kracht voor een niet gering deel juist ontleent aan het feit dat de auteurs dicht bij huis zijn gebleven. Márquez over New York wil ik niet per se lezen, en Auster over Colombia eigenlijk ook niet." Mentaliteit Reugenbrink ziet De Randstad dan ook voornamelijk als mentaliteit. "Mij is het iets te gemakkelijk om de schrijvers verantwoordelijk te maken voor het feit dat niemand – ook niet binnen de culturele elite die nu zelf de klacht formuleert, en al helemaal niet binnen de literaire elite – bereid is om literatuur als maatschappelijk relevant te lezen. Engagement wordt bij Vaessens, bij Harmens en Pfeijffer, bij vrijwel iedereen die de afgelopen decennia heeft gevraagd om ’meer straatrumoer’, steevast ingevuld op journalistieke wijze. Smokkel een allochtoon in uw proza en gij zult geprezen worden; besteed een alinea of wat aan de milieuproblematiek; heb het, kortom, over ’de’ wereld, en wij zullen u bevorderen tot de rangen van hen die wérkelijk relevant en, niet te vergeten (woord uit de grachtengordel) ’urgent’ proza produceren." Het is volgens Reugenbrink vooral de binnenvettersmentaliteit die de Nederlandse literatuur de laatste decennia zo dwarszit. "De avontuurlijkheid die in de literatuur zo node gemist wordt, is vaak ver te zoeken bij hen die haar zeggen te missen. De schrijvers krijgen daarvan de schuld. Ten onrechte. De werkelijke binnenvetters worden zo degenen die het hardst roepen dat de anderen het zijn. Dat is in Amsterdam zo. En elders."

Bron

http://www.trouw.nl/opinie/letter-en-geest/article2884272.ece/Niks_mis_met_binnenvetters_.html