8 tips voor het schrijven van een sprookjespersonage

Lijkt het je leuk om zelf een keer een sprookje te schrijven, maar weet je niet zo goed hoe je moet beginnen? De personages van je verhaal zijn het allerbelangrijkst. Schrijven Online geeft je 8 tips voor het schrijven van een goed sprookjespersonage.

1. De held en de antiheld

De hoofdpersoon in een klassiek sprookje is de ‘held’ van het verhaal. Dit personage moet veel sympathie opwekken bij je lezer. Hij of zij zit vol goede bedoelingen, maar wordt tegengewerkt door de ‘antiheld’ ofwel de slechterik. Denk aan Assepoester die liefde wil vinden en ontsnappen aan haar beroerde leven, maar wordt tegengewerkt door haar stiefmoeder.

2. Maak gebruik van suspended disbelief

Als je Roodkapje leest, vindt je het helemaal niet gek dat de boze wolf kan praten. Ook niet dat Roodkapje het verschil niet ziet tussen een harig beest en haar oma. Gebruik suspended disbelief bij het creëren van personages. Hierbij gebruik je kenmerken voor een personage die eigenlijk ongeloofwaardig zijn, maar voor de duur van je verhaal schuift de lezer zijn ongeloof even aan de kant. Hetzelfde geldt voor alle vormen van magie in sprookjes.

3. Sprookjesfiguren belichamen menselijke zwakheden

Nieuwsgierigheid, jaloezie, luiheid, woede. Personages met deze eigenschappen worden vaak afgestraft. Meestal zijn het de slechteriken die deze negatieve eigenschappen hebben, zoals de heks in Sneeuwwitje die jaloers is. Maar een ‘goed’ personage kan ook een slechte eigenschap hebben, die wordt afgestraft om het verhaal een moralistische draai te geven. Denk aan Hans en Grietje. Hun gulzigheid leidt ertoe dat ze bijna vermoord worden door de heks in het snoephuisje.

4. Sprookjesfiguren belichamen menselijke goedheden

Vriendelijkheid, behulpzaamheid, moed en slimheid. Personages met deze eigenschappen worden in het verhaal beloond, en vaak zijn dit ook de hoofdpersonen. Kijk maar naar de gemiddelde sprookjesprinses: Sneeuwwitje is ontzettend vriendelijk en behulpzaam. Ze wordt tegengewerkt door de heks, maar uiteindelijk krijgt ze een happy end en we vinden allemaal dat ze dat verdient.

5. Elk belangrijk personage heeft een doel, waar zijn/haar hele rol om draait

Je personage wil liefde vinden, ontsnappen aan een ongelukkige situatie, wraak nemen, rijk worden. Het hele verhaal draait om het behalen van deze doelen. Vaak botsen de doelen van je held en je antiheld.

6. Maak gebruik van archetypen

Sprookjes kennen vaak personages die dezelfde rollen vervullen. Deze klassieke personages komen al voor in verhalen van duizenden jaren oud. Denk aan: de held, de tegenstander, de helper, een geliefde en een mentor die de held helpt zijn doel te bereiken. In sprookjes zijn deze mentoren vaak magische wezens, zoals feeën.

7. Je personages hoeven niet menselijk te zijn

In het sprookje De wolf en de zeven geitjes komen niet eens mensen voor. Zolang je personages maar menselijke eigenschappen hebben, zoals kunnen praten, maakt het niet zoveel uit als het dieren zijn.

8. Klassieke sprookjes kennen vrij vaste rolpatronen

In veel sprookjes is de hoofdpersoon een jonge vrouw, die geholpen of gered wordt door een knappe man, terwijl ze tegengewerkt wordt door een kwaadaardige vrouw. Dit kun je gebruiken in je sprookje, maar als je een wat moderner verhaal wilt schrijven kun je hier natuurlijk ook van afwijken.

Over de auteur

Marije Catsburg is webredacteur en contentmanager bij Schrijven Online en freelance tekstschrijver. In 2017 studeerde zij af aan de Hogeschool van Amsterdam waar zij zich specialiseerde in creatief schrijven, communicatie en marketing. Ze leest en schrijft het liefst korte verhalen. Haar favoriete boek is Alle verhalen van Roald Dahl.