De drie deugden van een goede schrijver

De drie deugden van een goede schrijverEr zijn mensen die zeggen dat je een goede schrijver wordt door werk van goede schrijvers te bestuderen, zoals dat van Arnon Grunberg en Remco Campert. Toch moet je hun werk niet lezen om goed te leren schrijven.

Waarom niet?

Je leert veel van hun teksten - verhaalstructuur, zinsbouw, plot, schone taal - maar schrijvers als zij schrijven niet om goede teksten te maken. Zij schrijven omdat zij op een bepaalde manier zijn, puur op hún manier, en daardoor maken zij goede teksten.

Hoe zijn zij?

Zij zijn hoogsensitief. Zij hoeven niet te observeren om te beleven; indrukken stromen vanzelf bij hen naar binnen, en deze moeten er ook weer uit. Schrijven is voor hen een manier om doorstroom te bereiken: het weergeven van indrukken.

Hoe schrijven zij?

Zij vertalen. Zij zien bijvoorbeeld een kat die de straat oversteekt. Dat komt bij hen binnen als een avontuur. Het is niet alleen die kat die oversteekt; er rent ook een mevrouw achteraan, en zij doet dat op een bepaalde manier. Wie weet, huppelt ze, maar waarschijnlijk hinkt ze omdat ze een houten been heeft. Daar kun je als mens verder niets mee. Als schrijver des te meer.

Hoe vertalen zij?

Zij vertalen naar hoe zij zijn. Zij hebben een beleving bij die poes en die vrouw en ze voegen er iets aan toe. Dat kunnen ze niet tegenhouden; het gaat vanzelf. Zij zien om dat houten been iets wat er niet is: een panty. Met een ladder. Een ladder om een houten been geeft verhaalreliëf. Maar deze goede schrijvers zoeken geen reliëf. Zij zien zó het beeld. En zó krijgt hun verhaal uit henzelf reliëf, diepte, gelaagdheid.

Hoe zien zij?

Zij zien niet alleen met hun ogen, maar ook met hun hart en ziel, hun gedachten en hun fantasie. Of, zoals Campert schrijft in Alle dagen feest: 'Ze keken zwijgend (…) naar niets, tegen hun eigen oogvliezen op'.

Wat hebben zij dat ze dat kunnen?

Zij hebben drie deugden die onontbeerlijk zijn voor goede schrijvers en waarbij de ene deugd het fundament is voor het andere - maar die met schrijven op zich helemaal niets te maken hebben.

1. Zij hebben zelfkennis. Zij weten dat ze zijn zoals ze zijn. Dat anderen anders zijn, zien ze, maar het deert hen niet. Ze doen geen moeite die anderen te kopiëren of te gehoorzamen, en ook vragen ze niet om hun appreciatie. Hooguit benutten ze de anderen als inspiratie.

2. Zij hebben zelfacceptatie. Zij accepteren dat zij zo zijn. Waar zij kijken - in de spiegel, of op een door hen zelf volgeschreven blad - zij accepteren hun evenbeeld.

3. Zij hebben zelfliefde. Zij genieten van hun eigen zijn, waaruit hun werk voortvloeit. Zij scheppen genoegen in of hebben afkeer van wat ze om zich heen zien, en vooral hebben ze genoegen in het vervormen daarvan op hún manier; dat is: ze staan zichzelf toe, indrukken geheel naar hun eigen hand te zetten.

Met deze drie - zelfkennis, zelfacceptatie en zelfliefde - creëren ze hun eigen wereld waarin ze als een spin in een web zitten. Omdat ze het web zelf geweven hebben, schijnt er ook de zon (zelfs als het regent), daarom schittert het web als zilver. Dat is literatuur, en dat is wat goede schrijvers schrijven.

Van goede schrijvers leer je dus te zijn. Schrijven leer je niet van ze; dat leer je op cursus. Als je echter geen schrijver bent, is het moeilijk om een goede schrijver te worden.

Het werk van Thérèse Major verscheen o.a. bij de uitgeverijen Querido en Nieuw Amsterdam. Zij ontwikkelt schrijfcursussen en is schrijfcoach. Onder het motto 'Maak van je dagelijks bestaan een schrijversbestaan' geeft ze dagelijks een schrijftip op  HOE WORD JE EEN GOEDE SCHRIJVER?

 

Techniek