Voordat hij me redde had ik het me allemaal voorgesteld. Een eeuwigheid aan niets, de opluchting van een eindeloos wit en nog meer van die clichés. Het zijn maar woorden. Ze vullen de stilte en geven gedachtes een betekenis maar het is ook niet meer dan dat, opvulling. Taal is uitgevonden door mensen en geen mens
heeft ooit de dood meegemaakt om er daarna woorden aan te geven. Toch dacht ik dat het zou zijn zoals ik het me had voorgesteld. Ik hield me vast aan de illusie van de dood als een bevrijding van pijn. Ik dacht dat rust het woord was dat aan de rand van de leegte op me wachtte. Eindelijk zou alles stoppen. Maar hij redde me en nu zou ik het nooit weten. Ik stond al op de brugleuning met mijn tenen over de rand en mijn hielen die zich klaar maakten om te springen. Maar een miljoenste van een seconde voordat ik afzette hielden grote stevige armen mij tegen. Ze trokken mij van de leuning af en samen vielen we neer op het harde asfalt. Auto´s ontweken ons en toeterden, zich niet bewust van het drama dat zich voor hun ogen afspeelde.
´Het is een baan, onbetaald weliswaar, tenzij jij voor mijn service wil betalen?´vraagt hij grijnzend en voegt eraan toe: ´maar de meeste mensen plegen zelfmoord vanwege geldproblemen dus hebben ze vaak niets om mij te betalen voor hun redding.´ Hij lacht hikkend en ik zie dat hij zijn twee voortanden mist. ´Eet alsjeblieft,´ zegt hij als hij ziet dat ik het eten dat hij voor me heeft klaargemaakt niet opeet. Ik knik en begin gedwee aan de het bord met rijst, bruine bonen en een salade van sperziebonen en komkommer. ´Het is alles wat ik heb,´ zegt hij verontschuldigend terwijl hij twee glazen rum cola voor ons klaarmaakt. Hij woont in een klein appartement zonder airconditioning en ik zie zweetdruppels die zich op zijn bovenlip vormen. Mijn overhemd plakt tegen mijn rug en ik voel straaltjes zweet mijn bilnaad inlopen. ´Hoeveel mensen heeft u gered van zelfmoord?´ vraag ik hem terwijl ik de rijst en bonen begin te eten. Ik merk dat ik opeens
honger heb. Misschien heeft de zelfmoordpoging me hongerig gemaakt.

Het is even stil terwijl de oude man in gedachten de afgelopen jaren nagaat waarin hij bijna elke dag naar de brug gaat en met zijn verrekijker de brug afspeurt. Het is een lange brug van misschien wel vijfhonderd meter lang die de het noordelijke deel van de stad met het centrum verbindt. Hij heeft zijn baan verloren door deze bezigheid. Ook zijn vrouw heeft hem jaren geleden verlaten. ´Ze vond het van de gekke dat ik meer gaf om de sores van een vreemde dan die van mijn eigen familie. Maar als iemand van mijn familie op de brug had gestaan was ik er ook heengegaan om diegene te redden. Want daar gaat het me om, de
urgentie snap je? Ik weet dat het symptoombestrijding is hoor maar laat iemand anders zich bekommeren om wat er daarvoor of daarna gebeurt, ik wil gewoon dat niemand die brug afspringt. Het is een simpele taak die ik mezelf heb opgelegd in het leven,´ legde hij me uit. ´285 in de afgelopen twintig jaar.´ Hij noemt het een simpele taak maar eigenlijk is hij een engel. Hij leeft om de doden te redden, degene die onwillig zijn of onmachtig te blijven leven.

´Waarom wilde je dood?´ vraagt hij nadat we twee rum cola´s op hebben en hij de derde inschenkt. We hadden niet gesproken nadat hij me van die brugleuning had afgetrokken. Zonder iets te zeggen was hij opgestaan na onze val en hij sleurde me aan mijn arm mee terug naar de veilige vaste grond. Het was al donker, rond middernacht moet het zijn geweest. Het was verwarrend hoe snel mijn realiteit was veranderd, van dood naar redding. Ik volgde hem gedwee. Ik was klaar voor de dood geweest en moest me nu bezig houden met futiele aardse zaken als transport. Ik stapte bij hem achterop zijn motor en accepteerde de helm die hij me aanreikte. Het was niet alsof ik een ander plan had dan zelfmoord plegen. ´Wat is het ergste dat je op die brug hebt zien gebeuren?´ vraag ik hem zonder antwoord te geven op zijn vraag. De man kijkt me niet aan terwijl hij antwoordt. Hij staart in zijn glas die hij zachtjes heen en weer wiegt en de ijsklontjes laat klingelen. ´Een jonge vrouw met een baby. Ze wilde eerst de baby er vanaf gooien en daarna zichzelf. Dat beeld vergeet ik nooit meer. Ze is één van de redenen waarom de rum een vast onderdeel van mijn leven is geworden.´ Hij kijkt me wrang grijnzend aan en de alcohol gloeit in zijn ogen. Ik voel het zelf ook, ik ben een beetje licht in mijn hoofd. ´Waarom doe je dit werk dan? Als het zo zwaar is?´
´Ik heb geen keuze. Dat is het enige wat ik zeker weet in het leven, dit werk moet ik doen.´

´Ik heb geen enkel excuus om zelfmoord te plegen. Ik heb geen gebrek aan werk of geld en ik heb een prachtige vrouw en twee kinderen, een zoon en dochter. Ik heb een perfect leven,´ vertel ik hem. ´Je hoeft jezelf niet te verdedigen. Ik oordeel niet, ik red alleen maar. Als je bord leeg is en de fles rum op is zul je moeten gaan. Ik ben geen opvangtehuis, dat doen anderen. Morgen sta ik weer op de brug met verrekijker,´ antwoordt hij afgemeten en daardoor voel ik toch wel een oordeel in de lucht hangen, één van onverschilligheid. Even voel ik de afgrond achter mij dreigen en boosheid opkomen. Wie denkt hij wel niet dat hij is? Hij denkt wel het recht te hebben mijn plannen te dwarsbomen, mij zogezegd te redden en nu moet ik het maar zelf verder uitzoeken? Het voelt als verraad en tegelijkertijd meent hij het goed. Ik zie de passie in zijn ogen gloeien. Hoe kan ik hem dat kwalijk nemen? Dus knik ik alleen maar en neem een slok van de rum. Er is geen cola meer, we drinken het nu alleen met limoen en ijs. De vloeistof bijt even in mijn keel en glijdt dan aangenaam gloeiend naar beneden.

´Ik denk dat ik geboren ben met de twijfel aan het leven. Misschien zullen ze het in de toekomst een ziekte noemen, de twijfelritis ofzo. Of misschien ben ik gewoon geboren met een ordinaire depressie en heeft geen dokter het herkend. Maar zolang ik me kan herinneren heb ik getwijfeld of ik wil leven. Ik zie het nut er gewoon niet van in, ik kan de reden er voor niet vinden. En ik heb nooit iemand ontmoet die mij het kan uitleggen. Ik heb onnoemelijk veel doktoren, psychologen, zielenhelers en noem maar op gezien. En er is niemand die mij een acceptabel antwoord kan geven op de vraag wat het nut van het leven is. Al mijn hele leven vraag ik me af wat me gelukkig zal maken. Ik heb nu alles wat genoeg zou moeten zijn voor een gevoel dat ook maar een beetje op geluk lijkt. Maar ik voel het niet. Ik heb een prachtige vrouw met wie ik goede gesprekken kan voeren en die geweldig gezelschap is op een feestje. Ik heb twee hele knappe
kinderen die ook nog eens slim en gehoorzaam zijn maar als je aan me vraagt of ik van één van die drie echt houdt blijf ik je een antwoord schuldig. Ik voel het gewoon niet, ik herken het gevoel van houden van of gelukkig zijn niet. En dus had ik vandaag besloten dat ik de dood mocht kiezen. Ik heb mijn hele leven
gezocht en het niet gevonden. Misschien is het dan de dood die ik zoek en zal die beter voor mij zijn dan het leven,´ vertel ik de man.

Mijn bord is leeg en we hebben zelfs een zak chips op gegeten die de man in één van de keukenkastjes had gevonden. Zorgvuldig had hij de chips in een bakje gegoten en het bakje daarna consequent bijgevuld terwijl we praatten. Hij vertelde me over zijn vrouw en zijn dochter die later hetzelfde werk als hij wilt doen. ´Later ga ik ook mensen redden zoals jij papa zei ze tegen me en ik probeerde haar uit te leggen dat het geen werk is maar een passie.´ Ik vertel hem over mijn gezin en laat hem foto´s zien. De fles met rum lijkt een oneindige hoeveelheid te bezitten en we praatten totdat de ochtend zich duidelijk aandient en de eerste
zonnestralen door het keukenraam schijnen. Als de fles dan eindelijk leeg is stopt ons gesprek ook. Ik ben
niet dronken, ik zie alles juist glashelder on me heen en voel iets in me groeien dat almaar groter wordt en mijn lichaam vult zonder dat ik er woorden aan kan geven. Het is een gevoel dat ik niet ken. We weten beiden dat dit het einde is van wat voor mij een bijzondere nacht is en voor hem waarschijnlijk één van de vele. Het is vast altijd bijzonder om de doden tot leven te zien komen in één nacht. ´Ik ken je naam niet,´ merk ik op en hij haalt zijn schouders op. ´Het is beter zo,´ antwoordt hij. ´Op deze manier ben je me
niets verschuldigd.´

We schudden elkaar de hand en net als ik de drempel overstap om zijn huis te verlaten weet ik wat het is dat ik voel. Het maakt me aan het lachen en ik lach hardop en luid. Ik denk niet dat ik ooit mijn eigen oprechte bulderende lach heb gehoord. Ik lach lang en hard terwijl de man tegen de deurpost leunt en mij
geamuseerd bekijkt. Als ik mijn tranen heb gedroogd en weer kan ademhalen kijk ik hem aan. ´Ik voel het nu weet je dat? Ik ben nu op dit moment gelukkig. En weet je waarom? Ik heb een reden tot leven gevonden. Die heb jij me gegeven. Vanaf nu zal ik blijven leven om jouw werk te eren. Ik zal ervoor zorgen dat je me niet voor niets heb gered.´

De man huilt en even blijf ik staan om zijn tranen van geluk te eren. Dan draai ik me om en begin ik voor het eerst in mijn leven met zin in het leven.

Door Adinde Schoorl 

Techniek

Dossier