Vervolg van het interview met Tim Parks in het vierde nummer van Schrijven Magazine van 2012.

Hoe ga je concreet te werk?

Ik schrijf eerst in potlood of pen, vijf bladzijden per dag. De dag erna typ ik die handgeschreven tekst op de computer. Voor ik verder schrijf, herlees ik altijd de laatst geschreven twintig bladzijden. Ik hou ervan om eerst met de hand te schrijven en dan pas op het scherm. Voor non-fictie schrijf ik vaak meteen op de computer. Niet dat ik het makkelijker vind, of minder uitdagend.

Vergt non-fictie meer of minder herschrijfwerk dan fictie?

Dat hangt van het boek af. Sommige stukken in mijn non-fictieboeken herschreef ik tot veertig keer. De eerste vijftig bladzijden van Leer ons stil te zitten herschreef ik vijf keer omdat ik die ‘ik-stem’ niet goed kreeg. Ofwel zat er te veel zelfmedelijden in, of het was goedkoop komisch. Vandaag de dag is dat een veel gebruikte aanpak: je probeert de lachers op je hand te krijgen. Ik wilde dat niet, je blijft dan te veel aan de oppervlakte. Ik denk dat dit mijn enige echte tip is aan aspirant-schrijvers. Wees niet te snel tevreden met wat er komt, herschrijf tot het beter is.

Het ‘ik‘ in jouw non-fictie verschilt van de ik-vertellers in je romans. In hoeverre is jouw fictie autobiografisch?

Wanneer ik terugkijk op alle omwentelingen in mijn leven, dan merk ik dat ik er in mijn romans over schreef vóór de verandering zich voltrok. De hoofdpersonages uit Dromen over zeeën en rivieren en Buiten bereik hebben veel met mij gemeen. Je schrijft nu eenmaal over wat je bezighoudt. Cleaver uit Buiten bereik was een drukke, al te ambitieuze man die zich afzonderde in de bergen. Het begint Cleaver te dagen dat zijn carrière niet het allerbelangrijkste is in zijn leven. Intuïtief moet ik hebben aangevoeld dat ik in hetzelfde schuitje zat, al besefte ik dat pas nadat het boek klaar was. Mijn romans ontstaan duidelijk ergens diep in het onderbewuste.

Door: Kathy Mathys