Ontleding van een zelf of egotisme?

In de aanloop van de uitreiking van de VSB Poëzieprijs 2016 bespreekt Remco Ekkers de genomineerde bundels. Deze keer Zelf van Pieter Boskma.

'Larmoyant’, dat is mijn overheersende gedachte nadat ik de gedichten van Pieter Boskma heb gelezen. En ‘wat een cliché’s, wat een naäperij van Gorter (‘want ook ik liep langs dat Padenpad / in het blinkelicht onder de wolkenrazernij’ en in ZELFPORTRET ALS HERMAN GORTER (en daar ligt het voor de hand) ‘Zo zag ik je / trantelblote tinteltere lichternis / toen voorgoed in de hoge nis / mijner dagen, blankvoeten / in het water, waar ik sinds / voor moet knielen en boeten.’)

Welke stem hoor ik steeds nog meer? Die van Paaltjens, maar dan zonder humor, Rhijnvis Feith, achttiende eeuws, negentiende eeuws. Hoor ik de Statenvertaling? Multatuli? En vooral Adriaan Roland Holst.

Hoe geneest een man van rouw om zijn gestorven geliefde? Eénmaal raden. Hij ontmoet een andere, jonge vrouw. Hoe egotistisch moet je zijn om veertig zelfportretten te schrijven en daarbij Remco Campert, Jan Siebelink, Slauerhoff, Lucebert en natuurlijk Gorter te betrekken?

Over een meisje van zestien bij Albert Heijn: ‘Ik keek recht in haar roomblanke, haarloze lies. / O roomblanke haarloze lies van een meisje!’. Even verder: ‘Jij bent het levende gedicht, dacht ik, alleen het vers / waaraan geschreven wordt kan zich met jou meten, / bij ieder woord ontrolt het zich immers fraaier en gerijpter, / zoals ook dat lijf van jou steeds verder opzwelt tot perfectie; / daarom houdt een dichter dus van zulke jonge vrouwen,'
Zo wordt een ‘vieze oude man’ (van de titel met de broodnodige en te verwachten zelfspot) een uitleggende rederijker.

Hoe hij een gedicht in de trant van Lucebert durft te publiceren! LUCEBERT INDACHTIG ZELFPORTRET
‘Diep van de bron van het geparel heb ik gedronken vervolgens / verzadigd de donkerste kant van het verstand dat zich meet / met de muisdode sterren en in het kalme oog dier chaos was de zee / mijn brede bede en vaak daarin trof ik mij aan van uitzicht ademloos:’ Kees Stip kon ook van die pastiches maken, maar die werden gepresenteerd als humor; Boskma is, denk ik, bloedserieus.

ZELFPORTRET MET KERSTGEDACHTE: 'Die avond liep ik nog een rondje door de villawijk. Slierten lichtjes slingerden rond de coniferen en de onvermijdelijke, knipperende rendieren draafden pas op de plaats door de dode tuinen.’

De dichter ziet een naakte vrouw voor een slaapkamerraam, die hem toeknikt, maar als hij stilhoudt de gordijnen sluit. Weg kerstgedachte: ‘jaja, kus mijn sneeuwwitte kont’. Dan ziet hij hoe een jonge man teder afscheid neemt van een oude vrouw. De dichter hoort de hemel opengaan en de vrouw die de gordijnen sloot ‘rukte ze weer vaneen, voor God noch gebod maar alleen / om mij te wenken’. Wat gebeurt? ‘ik haalde stil mijn schouders op en liep nog stiller verder.

Het zal duidelijk zijn: het is mij een raadsel hoe de jury van de VSB-prijs deze bundel kan nomineren. Ik weet dat smaken verschillen, maar wat is het dat deze jury heeft aangesproken? Hier is een antwoord.

‘De bundel Zelf bestaat uit veertig zelfportretten, maar anders dan wat zo goed bij het huidige tijdgewricht zou passen zijn het geen zelfportretten van iemand die vol is van zichzelf. Integendeel; scherp, oprecht en nietsontziend in de mate waarin rouw, verdriet, levenslust, vertwijfeling en de opdracht te leven worden verwoord, dienen deze poëtische zelfportretten niet de bevestiging maar de ontleding van een zelf.’
Zo kunnen we van mening verschillen.

Pieter Boskma, Zelf, De Bezige Bij, Amsterdam 2014. 

Techniek