Afbeelding

Beeld Pixabay

Taalpolitie: Nooit meer twijfelen over interpunctie

Wil je serieus genomen worden als schrijver? Dan is het heel belangrijk dat je geen taalfouten maakt, ook in de interpunctie niet. Vanaf vandaag hoef je je nooit meer af te vragen waar je allemaal een komma of streepje moet of mag gebruiken.

De komma

De komma, naast de punt het bekendste en meest gebruikte  leesteken. Wanneer moet je een komma gebruiken en waar?

1.    Bij een opsomming van zelfstandig naamwoorden: ‘Ik heb mijn boek, pen, papier en lippenstift in de aanslag.’
2.    Bij een opsomming van gelijkwaardige bijvoeglijk naamwoorden: ‘Wat is hij toch een aantrekkelijke, lieve, charmante en slimme man. En nog grappig ook!’
3.    Voor of na een tussenwerpsel. Tussenwerpsels staan los van de zin en kunnen als zelfstandige uitroep gebruikt worden: ‘Nou, dat dacht ik dus niet. Je bent niet welkom, helaas.’
4.    Tussen persoonsvormen in een langere zin: ‘Mensen die achter een computer werken, krijgen sneller de hik.’
5.    Voor voegwoorden: ‘Ik zou wel willen komen, maar ik kan niet. Eerlijk waar.’
6.    Voor en na een bijzin: ‘Dat zij het weer heeft verpest, verbaast me niets.’
7.    Voor en na een bijstelling: ‘Mijn vorige baas, die ene met de bierbuik en brullende lach, zit tegenwoordig op ballet.’
8.    Voor en/of na een aanspreking: ‘Schatje, vergeet je het vuilnis  niet?’

Het streepje

Jawel, het streepje. Welk streepje? We bespreken ze hieronder allemaal.

Allereerst het lange streepje, het gedachtestreepje, heeft drie toepassingen:
1.    Een nieuwe gedachte binnen de zin markeren: ‘Toen ik naar huis liep – ik had een lekke band – begon het keihard te hagelen.’
2.    Een deel van de zin extra benadrukken: ‘In mijn trouwjurk – waar ik niet zelf voor had gekozen – zag ik die vier kilo van alle stress net iets te duidelijk zitten.’
3.    Het inlassen van een ‘terzijde’: ‘Die twee zijn – nu zes maanden samen – al gaan samenwonen en hebben een hond. Misschien moeten wij – na vier jaar – ook maar eens?’

Het korte streepje  heeft weer hele andere functies.
1.    Als afbreekteken. Deze toepassing spreekt voor zich. Je bladzijde houdt op, maar je woord nog niet. Dus je breekt hem af tussen twee lettergrepen en om het verband te verduidelijken zet je een streepje.
2.    Als koppelteken: ‘Het is allemaal lang niet altijd zo zwart-wit in de hink-stap-sprongwedstrijden.’
3.    Als weglatingsteken in samentrekkingen: ‘Ik kan alleen dinsdag- of vrijdagavond repeteren voor ons toneelstuk De huilende kikker.’


De aanhalingstekens

De aanhalingstekens zijn de hoge komma's voor of achter een woord of zin. Deze duiden vaak twee dingen aan:

1.   Dat er dialoog is. Dit wordt gedaan door 1 of 2 hoge komma's voor en achter de zin te zetten. dit duidt aan dat er dus iets gezegd wordt, zoals dit: "Wat een mooie jas heb je aan, Jan." zegt Piet. "Dankje, die heb ik van mijn moeder gekregen."
Of je één of twee aanhalingstekens gebruikt, moet je zelf weten. Het meest gebruikelijke is twee, maar dit is een kwestie van smaak. Zorg er wel voor dat je de zin opent en sluit met aanhalingstekens, anders lijkt het net alsof het personage nog doorpraat.

2.   Om een woord uit te lichten. Dit kan om aan te geven dat iets sarcastisch is, iets niet helemaal waar is of om te laten zien dat het een vreemd woord is. Door dit op die manier uit te lichten, weet de lezer dat die even op moet letten, bijvoorbeeld; "Daar schrijf je een 'quote' op. Een quote is een stukje tekst dat je citeert vanuit een persoon of een andere tekst."

Bronnen: Spelling&zo, Onze Taal en Taaladvies.net.  


 

Techniek