Drie tips voor het schrijven van een sterfscène

In Vlaanderen werd een poll georganiseerd om te bepalen wie de mooiste sterfscène ooit heeft geschreven. De uitkomst was: Jeroen Brouwers met Datumloze dagen. Maar hoe schrijf je een goede sterfscène? Schrijven Online biedt enkele tips.

1. Het leven ontroert, niet de dood zelf

Hoe iemand sterft, is niet het belangrijkste tijdens een sterfscène. Of het nou vreedzaam is, pijnlijk of onverwacht, het gaat om de gevoelens van zowel de stervende persoon als de overlevende aan zijn of haar zijde. Op het moment dat iemand sterft, denk je aan het leven dat diegene heeft gehad, en hoe het leven zal zijn zonder hem of haar. Dat is de voornaamste bron van verdriet. Voor een sterfscène is het ook de voornaamste bron van inspiratie.

2. Vermijd abstracte details

Als je de dood beschrijft, is het verleidelijk om dat zo poëtisch mogelijk te doen. Dat is echter al snel een domper voor de scène. Beschrijf wat de personages zien. Hoe sterft iemand? Wat gebeurt er? Zelfs de kleinste details kunnen lezers raken, puur om het idee dat er een iemand sterft. De dood heeft geen nadere uitleg nodig.

3. Houd het kort en specifiek

Sterfscènes van twee bladzijdes lang zijn zeldzaam, voornamelijk omdat je als schrijver de emotie niet zo lang vast kan houden. Het cruciale moment van een sterfscène - de dood - moet plots en als een bom inslaan. Verras je lezer met het moment.

Ondanks dat details belangrijk zijn, moet je er niet te veel van gebruiken. Hier en daar een paar kleine details, zoals hoe de stem klinkt van de stervende, of hoe zijn of haar borstkas langzaam op en neergaat, zijn voldoende. De truc is om het zo te beschrijven, dat de scène niet meer werkt als je het hoofdpersonage zou vervangen met een ander persoon. Ken jouw personages en laat ze reageren zoals ze dat in het echt ook zouden doen.

Ter inspiratie hierbij de top drie sterfscènes die verkozen werden tijdens de poll:

Datumloze dagen - Jeroen Brouwers
‘Sjalom, Nathan, ik til zijn hoofdje op dat licht is als een standbal, en trek er een kussen onder vandaan. Na voor de tweede keer, strelend zijn oog te hebben dichtgevouwen, dat opnieuw als door de werking van een springveertje is opengeklapt - een doosje met een blauw steentje erin, dat mij aankijkt - druk ik, pers ik met mijn volle zwaarte het kussen op zijn gezicht, minuten lang.

Vijftien, veertien, dertien, Nathan jongen, het spijt me allemaal zo, mijn hele leven, alles spijt me, voor jouw, voor mij, twaalf, elf, tien, negen, had toch een andere vader uitgezocht.’

Het schervengericht - A.F.Th. van der Heijden
'01:10 Hij was al aan het wegzakken, maar de donder haalde hem voor even terug. Op stikken na dood lag hij in koud vruchtwater op het weerlichten te wachten. Laatste redmiddel: dat de bliksem, aangetrokken door het zwembad, diep in het huis zou slaan – precies op de plek waar mama lag, met een buik vol geleidend lamsvocht. De keizersnede had dan geen mensenhand meer nodig. Hij kwam rechtstreeks van God.

01:11 Vaarwel, mamalief. Zonde dat ik nooit je veelbezongen gezicht zal mogen zien. Anders dan onze geachte moordenaars geloven wij niet in een hereniging, na de dood, in een riool gevuld met melk en honing, of wat voor derderangs paradijs ook. Het was al heerlijk genoeg je van binnenuit te leren kennen. Waar ze je ook begraven, ik lig in je. 01:12'

Romeo en Julia - William Shakespeare
Lorenzo: 'Ik hoor iets Julia. Komt uit dat nest. Van dood en smet en onnatuurlijk slapen. Een macht die wij niet kunnen tegenspreken. Heeft ons gedwarsboomd. Kom, kom, weg van hier. Jouw liefste echtgenoot, daar lig hij dood. En Paris ook. Ik zal jou onderbrengen. Bij heilige nonnen in een veilig klooster. Talm niet, geen vragen nu. Kom, Julia lief, ik durf niet langer blijven.'

Julia: 'Ga, ga dan, vlug, maar ik ga hier niet weg. Wat klemt mijn liefste in zijn hand? Een flesje? Vergif. Hij heeft zich met vergif gedood? O gulzig lief. Je dronk het helemaal. En liet voor mij geen zoete druppel meer over. Ik kus je lippen, waar misschien nog iets. Voor mij is van dit dodelijk medicijn (kust hem). Je lippen zijn warm.'

Wachter (achter het toneel): 'Kom jongen, waar is het?'

Julia: 'Gestommel. Snel dan. Dolk, je komt van pas. Dit is je schede. (doorsteekt zich) Roest hier, laat me sterven.'