schrijfboek"Een speech vergt veel minder tijd dan een roman, zowel van de schrijver als van de afnemer. De toespraak is doorgaans ook veel minder een product van de verbeelding. Hij kent een externe aanleiding, komt niet in eerste instantie van binnenuit en gaat daardoor minder gebukt onder diepe roerselen."
Een voorpublicatie uit het boek 'Het geheim van de spreker - over het schrijven en houden van toespraken' van Jan Haasbroek.

Laten we de vraag hoe de speechmaker op gang komt vanuit twee onzinnige uitersten benaderen. In het eerste geval beweren we ijskoud dat iedereen in wezen altijd dezelfde toespraak houdt. Zo’n vertoog draagt de titel: Samen op drift. Waar we ook over spreken, telkens blijkt het te gaan om het menselijk tekort, de vergeefsheid van al ons sloven en slaven. Het andere uiterste komt erop neer dat er evenveel schrijvers als toespraken bestaan. Dat klinkt al normaler, maar is voor schrijfmethodes een even onbruikbaar uitgangspunt.

We moeten op zoek naar minder extreme oplossingen. Dit brengt ons bij de tegenstellingen inhoud – vorm, groot – klein, abstract – concreet, rationeel – emotioneel, heen en terug. En zoals we sprekers met bakkers vergeleken en schrijvers met smeden, zo noemen we nu de inhoud-schrijvers bouwers, designers of architecten en de vorm-schrijvers dromers of dichters. Als we kijken naar de begrippenparen, dan gaan de bouwers van groot naar klein en van abstract naar concreet etc., en de dromers werken omgekeerd.

De bouwers

Je kunt een toespraak vooral rationeel en inhoudelijk benaderen en een idee, stelling of thema nader uitwerken. Speechschrijvers die zo werken, de bouwers, gaan eerst op zoek naar een titel, thema, of centrale vraag of naar de kern of het geheim van de toe te spreken persoon. Heel erg moeilijk is dat niet. Alles gaat van een leien dakje als het je lukt je verhaal te laten gaan over seks, geweld, jaloezie, liefde, oorlog, geloof, vriendschap of dood.

Maar actuele, dus modieus morele kwesties, over identiteitsfraude of ‘leedmijd’ (dat zijn volgens Kluun mannen die al rondneukend hun rouw proberen te verdringen) zijn ook dik in orde. Aan bruikbare onderwerpen bestaat nooit gebrek. Je haalt ze uit het verleden, je eigen ervaringen, je fantasie, verhalen van anderen en uit boeken en films. Of pak de krant erbij en haal er binnen vijf minuten tien goede onderwerpen uit: Over de invloed van viagra op de jetlag van hamsters. Over de bijwerkingen van het degenslikken. De mens als vrouw. Religie in het werk van Dostojevski. De kamelenfatwa. Lessen in levenskunst. Vallende ouderen. De week van de borstvoeding. De bergrede in de speeches van Obama.

Dromers en dichters

Maar je kunt ook, als een dichter, vanuit een kleine vorm of een mooi beeld geïnspireerd raken en vertrekken vanuit muziek, een foto, een dichtregel, een herinnering of een veelbetekenende eerste of laatste zin. In werkelijkheid is geen enkele toespraak strikt rationeel of louter verbeelding. De grote denkers voegen sfeer en ornamenten toe en de kleine dromers zoeken alsnog een skelet. In de literatuur vind je legio voorbeelden van beide benaderingen. Volgens Pascal Mercier ligt in de eerste zin het hele boek besloten. John Irving stelt dat de vertelstem zijn gezag krijgt doordat hij, voordat hij begint, weet hoe het afloopt. Susan Sontag zette geen pen op papier zolang ze geen titel had. Volgens Schopenhauer verloopt het creatieve proces veel intuïtiever en komt schrijven neer op het volgen van regels zonder die te kennen.

Geen roman

Een toespraak is in de verste verte geen roman, al hoeft de werking niet kleiner te zijn. Literair werk gaat vaak gebukt onder een diepe innerlijke noodzaak, maar voor een speech is die eis al gauw overdreven. Een toespraak, zelfs een beroemd geworden rede, heeft veel minder pretenties dan veel romans. Men wil kiezers behagen, werknemers motiveren, een veldslag winnen of een pluim op de hoed steken. De faam van een rede is vaak terug te brengen tot één werkzame oneliner:

- I had a dream (Martin Luther King)
- Ich bin ein Berliner (John F. Kennedy)
- There will be an iron curtain (Winston Churchill)
- Yes, we can (Barack Obama)

De retorische echo van beroemde toespraken is vaak indrukwekkender dan het politieke of militaire effect dat beoogd werd. Voor een deel zijn speeches slechts trillingen, lucht.

Een speech vergt veel minder tijd dan een roman, zowel van de schrijver als van de afnemer. De structuur is simpeler; er zijn minder karakters, minder subplots en minder tijdsproblemen. De toespraak is doorgaans ook veel minder een product van de verbeelding. Hij kent een externe aanleiding, komt niet in eerste instantie van binnenuit en gaat daardoor minder gebukt onder diepe roerselen. De ontvangst luistert ook niet zo nauw. Een boek kun je steeds herlezen, maar een toespraak gaat het ene oor in, het andere uit. Toehoorders zijn geen scherpslijpers. Ze willen iets aardigs horen en zoeken daarna vergetelheid in drank of oppervlakkige kout.

Er is nog een cruciaal verschil tussen toespraak en roman. Een roman kun je vrij straffeloos schrijven zonder een lezer in je achterhoofd. Bij de moderne toespraak is dat uitgesloten. In die zin is de toespraak veel minder hermetisch dan veel literair werk. Een toespraak die geen profijt trekt uit de wisselwerking met zijn publiek, doet zichzelf tekort. ‘Ich bin ein Berliner’ komt pas aan als de straten zijn volgestroomd met inwoners van een ingesloten stad.

De Swaan (NRC Handelsblad 26/04/’08) heeft laten zien hoe belangrijk de synchrone collectieve beleving is voor het succes van een toespraak. Tot in de nazit toe worden de sociale contacten bevestigd in de lijfelijke aanwezigheid van spreker en toehoorders.

De toespraak en het essay

Misschien lijkt de speech nog het meest op het essay, de column, het cursiefje of de brief. In het kielzog van Montaigne en Arnold Heumakers is het bij het essay de bedoeling om vanuit eigen ervaringen, min of meer hardop denkend op de wereld, de tijdgeest, op mensen en kwesties te reageren. Gelukkig geldt de eis van consistentie en volledigheid voor het essay veel sterker dan voor de speech.

Ik ben het eens met de historisch letterkundige Herman Pleij, een begenadigd spreker, dat het er bij toespraken en in colleges om gaat ‘iets los te maken’ bij de toehoorders. Kennis verwerven ze zelf maar, maar je kunt als spreker je publiek razend enthousiast maken, kijkjes achter de schermen gunnen en de weg wijzen. Zelfs wie geen rasverteller is, kan zijn gehoor kostelijk vermaken.

Boeken uit de schrijfbibliotheek zijn hier te bestellen.