Sommige schrijvers beschrijven vooral handelingen, andere vooral wat er te zien of te horen is. Bij weinig auteurs komen ook geur, smaak en tastzin aan bod. Schrijver en schrijfdocent Eisso Post vindt dat zintuiglijke waarnemingen zeer goed gebruikt kunnen worden om sfeer te brengen in wat je schrijft. In zijn workshop laat hij zien hoe je ze kunt inzetten om aan te geven of de toestand van je personages dreigend of  veelbelovend is. ‘Werken met oog, oor, neus, tastzenuwen en smaakpapillen kan verrijken wat je schrijft.’

Soms moeten zintuigen in een verhaal niet teveel aan bod komen. Het verhaal kan heel actiegericht zijn, of juist vooral dienen om de lezer aan het denken te zetten. Ook als je de omgeving waarin je verhaal zich afspeelt een beetje geheimzinnig wilt houden of een vervreemdend effect wilt oproepen, kan dat een reden zijn om de zintuigen een beetje koest te houden.

Maar in andere gevallen moet de schrijver gebruik maken van zijn oren ogen, neus, huidzenuwen, noem maar op, en van die van de lezer. Een goed verhaal is niet alleen woorden op papier: een goed verhaal is een hele wereld die de lezer in zich opneemt, en die door de lezer opgenomen wordt. Dat kan niet als hij alleen maar letters voor zich ziet; hij moet in elk geval het beschreven gebeuren zien, vaak ook nog horen, en in sommige gevallen ruiken, voelen en zelfs proeven.

Zintuiglijke waarnemingen brengen sfeer in een verhaal. Ik geef toe: sfeer is een gevaarlijk instrument. Kitsch- en sensatielectuur werken veel vaker en gemakkelijker met sfeer dan serieuze literatuur. Sommige culturele puriteinen zullen voor zichzelf deze tweedeling maken: boeken met sfeer zijn amusementslectuur; boeken zonder sfeer hebben hogere literaire waarde. Deze workshop maakt die tweedeling niet.

Wel is het zo dat sfeerbeschrijvingen die het verhaal onderbreken of eraan voorafgaan niet meer zo gangbaar zijn als ze eens waren. Ondanks de automatisering en de 36-urige werkweek heeft de lezer in het nieuwe millennium geen tijd en concentratie meer voor romans als van Walter Scott, die met eindeloze beschrijvingen begonnen nog vóór de eerste handeling plaatsvond. Bovendien is het de vraag of lezers, ook de tijdgenoten van Scott, ooit die beschrijvingen wel helemaal hebben kunnen volgen.

Dat hoeft overigens geen belemmering voor genieten te betekenen: ook als er een bos wordt beschreven met bomennamen waar je je de goeie boom niet bij kunt voorstellen, met heuveltjes en paden waarvan je niet precies kunt bijhouden hoe ze liggen en lopen, kun je je in dat bos wanen, de bladeren of de naalden ruiken, de dorre bladeren onder je voeten voelen.

In nieuwere literatuur gaat het verhaal echter gewoon door tijdens de beschrijving: de held doet van alles, hoort terloops iets of snuift een geur op terwijl hij meteen alweer moet reageren op iets wat hem overkomt. Al te gehaast en over elkaar heen tuimelend hoeft dat ook weer niet, maar een statische beschrijving van een tafereel of een landschap, hoe mooi ook, zul je in literatuur van na 1950 niet vaak meer tegenkomen. Louis Stiller heeft in zijn artikel ‘Ruimte is méér dan decor’ in het vorige nummer van Schrijven behartenswaardige dingen gezegd over dit onderwerp.

Zintuigen dus. Zintuiglijke beschrijvingen zijn gereedschappen om van je verhaal een goed stuk werk te maken. Daarvoor wordt nu eens dit, dan weer dat instrument benut. Hieronder gaan we kijken hoe je dat kunt doen.

Opdracht 1

Beschrijf een weg of route die iemand aflegt. Het mag van alles zijn: door een woud, door het heelal, door een stad die je kent, door een gebouw, alleen géén overdrachtelijke weg: ‘mijn levenspad’ of zoiets. Uit dat laatste kan ook vast wel iets interessants voortvloeien, maar niet datgene dat met deze opdracht beoogd wordt.

Als oefening kan deze opdracht goed werken, maar een dergelijke beschrijving sec zal in de praktijk niet vaak in een modern boek voorkomen. In feite gaan we ermee terug naar de negentiende eeuw van Scott en consorten: een tekst die voor een groot deel uit beschrijving bestaat. Mogelijk heb je de details van de weg afgewisseld met handelingen van degene die hem aflegt en daarmee vanzelf een modernere insteek gekozen.

Wat heb je precies beschreven? Wat er te zien is op de weg, of ook de geluiden, de geuren, de wind die je al dan niet voelt, hoe koud of warm het is? Mogelijk het tweede, al is het maar omdat je op het spoor gezet bent door het onderwerp van deze workshop.

In alle verhalen, zelfs de meest droge en zakelijke, zal hier en daar wel beschreven worden wat er te zien is. Sfeer hoeft daar niet eens iets mee te maken te hebben. Mensen zijn nu eenmaal oogdieren, het zicht is hun belangrijkste zintuig en meestal moeten ze zien om te kunnen handelen. Meestal. Daarom is het interessant voor een schrijver om weer te geven wat er gebeurt met zijn personen als er niks te zien is. Omdat er geen licht is bijvoorbeeld.

Opdracht 2

Schrijf een tekst die zich afspeelt in het pikkedonker. De hoofdpersoon heeft geen licht bij zich en kan niet voldoende zien om wat ook maar bij te doen.

Met die oefening sla je een paar vliegen in een klap. Ten eerste word je gedwongen om andere zintuigen dan het visuele aan bod te laten komen als je überhaupt handelingen wil laten plaatsvinden in je tekst. Daarnaast betekent het pikkedonker op zich al een zintuiglijk waargenomen sfeer. Die kan griezelig zijn, of doods, of als je er gevoelig voor bent misschien wel prettig-sereen, maar neutraal is hij niet.

Het zicht mag dan voor praktische doeleinden het meest onmisbare zintuig van de mens zijn, het is niet het zintuig dat het diepst tot zijn emoties doordringt. Dat doet de geurzin. Geuren raken heel basale delen van je hersenen. Zoals Midas Dekkers eens zei: één vleugje patchouli roept de hele jaren zestig sneller op dan de verzamelde platen van de Beatles.

Toch spelen geuren een tamelijk kleine rol in de literatuur. Dat doen ze trouwens ook in het dagelijks leven. Het parfum van Patrick Süskind wordt altijd als tegenvoorbeeld genoemd als ik dat zeg, maar juist uit het bijzondere van dat boek blijkt hoe ongewoon het is om het uitgebreid over geuren te hebben.  Te zien is er altijd wel wat, te horen meestal ook wel, volkomen stilte vinden we zelfs een beetje griezelig, maar we hebben er meestal geen bezwaar tegen om niks te ruiken en vaak ruiken we ook niks. Overigens schijnen onbewuste, niet-geroken geuren een grotere rol te spelen in ons gedrag dan wij vermoeden, maar omdat het om niet-geroken geuren gaat valt het ook moeilijk om erover te schrijven.

Met mate geuren noemen kan een tekst verlevendigen en dichter bij de lezer brengen: een vleugje gemaaid gras, de rook van een knappend haardvuur, de geur van oude hond in een triest en verwaarloosd huis. Een tekst waarin veel geuren genoemd worden gaat verder dan dat. Zoals ik al zei raken geuren heel elementaire hersendelen. Een wereld vol geuren kan verwarrend zijn, ordeverstorend, iets dierlijks en primitiefs hebben. De moeite waard om eens te proberen dus!

Opdracht 3

Schrijf een tekst waarin 3 à 8 geuren voorkomen.

Lang niet iedereen schrijft ‘realistisch’. Fantasy, science-fiction en vergelijkbare genres worden steeds meer geschreven en gretig gelezen. Het is ook zeker niet zo dat je realistisch moet schrijven om ‘literair’ te zijn: Kafka, Calvino, García Marquez en in ons land Belcampo hebben het tegendeel bewezen, om maar een paar te noemen.

Wie niet-realistisch schrijft moet goed nadenken over hoe waarneembaar hij zijn wereld wil maken. Als hij, zoals ik hierboven al aangaf, een vervreemdend effect wil bereiken, kan het zinvol zijn om het aantal zichtbare, hoorbare, ruikbare en andere details te beperken. Maar als hij een wereld wil neerzetten vol spanning, toverij, vreemde wezens en geheimzinnigheid, is het van levensbelang om de lezer onder te dompelen, om hem goed te laten voelen om wat voor wereld het gaat.

Is het een wereld die een beetje lijkt op de onze (of zoals de onze in de middeleeuwen of daarvóór was, of zoals sommige mensen denken dat hij in de middeleeuwen of daarvóór was), dan is het van harte aanbevolen om juist de gewone, herkenbare details te benadrukken, anders blijft de lezer door een raampje vanuit de verte naar jouw wereld kijken. Eén van de redenen dat Tolkien de meest gelezen schrijver van de twintigste eeuw is, terwijl alle andere fantasyschrijvers alleen gelezen worden door verstokte fans van het genre, is dat Tolkien bossen beschreef zoals ik helemaal bovenin mijn verhaal al noemde (vaak inderdaad met bomennamen die ik niet kon thuisbrengen, en toch zat ik middenin het woud), en de modder onder de behaarde voeten van de hobbits, en hun knagende honger na een eindeloos aantal dagtochten, en de ijzige kou op de berg Caradhras, en de grauwe luchten die de duisternis uit het boze land Mordor met zich meedragen, naast een heleboel fleurigere en zelfs gezelligere passages. Het scheelt dat Tolkien zijn verhaal wat hem betreft gewoon op onze aarde laat spelen, in een denkbeeldig verleden, en dat als gevolg daarvan vrijwel alle planten en dieren die hij noemt herkenbaar zijn en de lezer het gevoel geven dat hij de taferelen begrijpt die hem worden voorgeschoteld.

Het verhaal kan zich echter ook in een volkomen onherkenbare wereld afspelen. Op een andere planeet, of zelfs in een ander universum, waar volkomen andere wetten gelden en de levensvormen vanzelfsprekend andere normen en waarden kennen dan de gemiddelde Nederlander onder Balkenende. Ook in zo’n geval kan het raadzaam zijn om de lezer veel details te laten proeven (proeven, een zintuig waar ik het tot nu toe nog niet expliciet over gehad heb), in dit geval juist om de verschillen ten volle duidelijk te maken en uit te buiten. Bovendien vormt een dergelijke beschrijving voor iedereen een goede oefening; reden om ermee aan de slag te gaan.

Opdracht 4

Beschrijf een volkomen andere wereld dan de onze – op een andere planeet, in een ander heelal, wat ook maar. Gebruik zoveel mogelijk zintuiglijke details – horen, zien, ruiken, proeven, tastzin, warm en koud, om de lezer duidelijk te maken waar het om gaat. Je kunt de hele wereld beschrijven, maar één enkele ruimte erbinnen is ook mogelijk, als je daar beter mee uit de voeten kunt, en alles ertussenin.

Er bestaat een literaire kunstgreep die met zintuigen te maken heeft, en die ik jarenlang enkel als literaire kunstgreep kende, tot ik tot mijn verbazing te weten kwam dat hij vooral bekend stond als neurologische afwijking: synesthesie. Synesthesie is het vermogen, of de afwijking, om twee zintuigen door elkaar te halen. Geluiden hebben voor synestheten een kleur of een geur, smaken krijgen ook een kleur of juist een klank, alle combinaties zijn mogelijk. Een enigszins afwijkende variant is dat voor sommige mensen elke letter een bepaalde kleur heeft. 

Er zijn mensen voor wie dit verschijnsel volkomen vanzelfsprekend is, die bijvoorbeeld onvermijdelijk wijnrood zien bij de klank van een viool, voor wie een I wit is en een O blauw of voor wie ‘Venus’ van the Shocking Blue naar chips smaakt. Er zijn mensen die dit helemaal niets zegt, die niet zouden weten hoe ze twee zintuigen zouden moeten combineren, of hoogstens door een klank te vereenzelvigen met datgene wat hem voortbrengt (de rode sirene van de brandweerauto, het zwart-witte getingel van de piano). De meeste mensen zitten daartussenin, al neigen ze vaak naar het tweede. Een kleine minderheid voelt echt een verband tussen twee zintuigen (of voelt zelfs het verschil niet), een veel grotere groep kan zich dat verband op zijn minst voorstellen. In elk geval is het een verrassende, speelse, vernieuwende, ontregelende gedachte om je dat verband voor te stellen.

Synesthesie kan een prachtig stijlmiddel zijn, dat echter vooral niet teveel moet worden toegepast. Een gedicht of impressionistische tekst van een halve pagina waarin de geuren kleuren hebben en de geluiden een smaak kan heel verrassend en zelfs betoverend zijn. Maar bladzijden lang dat soort effecten werkt vermoeiend en in het ergste geval belachelijk. Marten Toonder parodieerde verlekkerd graag dichters die het over ‘mijn ijsblauwe eenzaamheid’ en ‘vlammenrode emotie’ hadden.

Opdracht 5

A. Geef kleuren aan de klanken van een aantal muziekinstrumenten. Zoals hierboven gezegd, probeer te vermijden dat je vooral de kleuren van de instrumenten noemt, tenzij je de combinatie echt vindt passen. Je hoeft er verder geen verhaal omheen te maken, dus gewoon bijvoorbeeld:
Piano-blauw;
Saxofoon-mosgroen;
Enzovoorts, of de combinaties die je zelf passender vindt.

B. Doe nu hetzelfde met kleuren en andere geluiden, dus niet van muziek.

C. Als het lukt mag je ook andere combinaties van zintuigen maken, zoals geur en kleur, geluid en smaak, enzovoort. Gangbare uitdrukkingen als ‘een scherpe geur’ zijn natuurlijk niet zo interessant.

Er zijn meer zintuigen dan degene die de mens bezit. Haaien en andere vissen vinden bijvoorbeeld hun prooi door minuscule elektrische stroompjes waar te nemen. Vleermuizen vinden hun weg – én hun prooi – door echolocatie: ze maken hoge geluidjes en nemen waar hoe die weerkaatsen. In zekere zin is dat laatste gewoon de hoorzin, maar op zo’n afwijkende manier gebruikt dat we het wel als een apart zintuig kunnen bestempelen. En misschien valt er nog meer te verzinnen. In fantastische verhalen komen bovendien zintuigen voor die wij niet kennen in deze wereld. Vormen van gedachten lezen of waarneming op afstand die gebruikt worden om de beschreven wereld ‘vreemd’ te maken, of omdat ze nodig zijn voor het sprookjesachtige plot.

Het is niet gemakkelijk om zintuigen te beschrijven die je zelf niet hebt. Het vereist inlevingsvermogen in situaties, en in zekere zin in werelden, waarin je zelf nooit zult vertoeven. Maar juist daarom kan het een goede oefening zijn om je fantasie te stimuleren en je techniek te verbeteren.

Opdracht 6

Schrijf een tekst vanuit een dier of ander wezen dat van één of meer niet-menselijke zintuigen gebruikmaakt. Probeer de onbekende zintuigen echt te laten overheersen, zodat de lezer ondergedompeld wordt in de vreemdheid van de wereld.

Je zintuigen kunnen je ook teveel worden. Als er teveel of te harde geluiden zijn is dat vervelend, als is het maar omdat het pijn doet aan je oren of omdat je de geluiden die je wel wilt of moet horen op die manier misloopt. Wat dat betreft is het precies andersom als bij licht: bij weinig licht kun je van alles niet zien, bij veel geluid kun je van alles niet horen.

Een zintuig dat niet altijd als zodanig onderkend wordt is het vermogen om kou en warmte te voelen. En ook dat is een zintuig dat niet alleen prettige gevolgen heeft: het kan veel te koud zijn, of juist veel te heet. En zoals je weet: als de toestand niet prettig is, wordt het verhaal juist interessant.

Opdracht 7

Schrijf een tekst die zich afspeelt in een enorm lawaai.

Opdracht 8

Schrijf een tekst die zich afspeelt in de kou.

Opdracht 9

Schrijf een tekst die zich afspeelt in de hitte.

Tot nu toe heb je in deze workshop heel veel verschillende dingen uitgeprobeerd. Met allemaal kun je een keer iets doen, maar het is misschien niet verstandig om ze allemaal tegelijk uit te proberen. Voor de laatste opdracht ga ik dat ook nadrukkelijk niet vragen.

Bekijk het bovenstaande nog eens goed en kies zelf uit wat je wilt gebruiken; gebruik enerzijds zoveel mogelijk, maar verstik de tekst niet met plichtmatige zintuiglijkheden. Gebruik liever drie nieuw geleerde zaken doeltreffend dan allemaal op een chaotische manier.

Opdracht 10

De hoofdpersoon bevindt zich alleen in een groot gebouw. Vertel niet wat zijn stemming is, maar laat het de lezer merken door tussen de handeling door te beschrijven wat hij ziet, hoort, ruikt, voelt of op een andere manier waarneemt.

Als het goed is heb je nu bewerkstelligd waar ik het in het begin over had. De lezer ziet niet alleen maar letters op papier, hij wordt ondergedompeld in een boeiende, soms verwarrende wereld vol zintuiglijke prikkels. Dat kun je blijven doen, in alle verhalen die je schrijft. Veel plezier!

Door: Eisso Post

Eisso Post gaf op verschillende locaties cursussen Korte verhalen schrijven. Veel van zijn cursisten zijn succesvol actief in het Groninger literaire circuit.

Dossier