Boodschap in een verhaal: obstakel of kapstok?

‘Problemen ter discussie stellen’ was volgens Georg Brandes, de beroemdste Deense literatuurcriticus van de 19e eeuw, het doel van de literatuur. We zijn hier wel heel ver vandaan geraakt. Literatuur wordt vooral gezien als: de lezer betoveren door middel van taal, vormvernieuwing, of juist gewoon een goed verhaal vertellen.Toch kan het best zin hebben om iets van een boodschap in je tekst te verwerken.

Een gedachte of een mening ergens over kan zelfs de reden zijn waarom je het verhaal bent gaan schrijven. Ook hoeft die boodschap, de ‘hoofdgedachte’ zoals mijn leraar Nederlands dat altijd noemde, geen obstakel voor de verhaallijn te vormen. Integendeel: zo’n gedachte kan een kapstok zijn om dingen aan op te hangen die anders niet goed in het verhaal blijven zitten. Ik heb wel eens het vermoeden dat de moraal van veel van Marten Toonders Bommelverhalen die functie vervult: een plot die anders wat slap zou zijn, een onverwachte, originele wending geven.

Een boodschap is op zich net zo’n legitiem onderdeel van een verhaal als de held of de anti-held of het conflict of de climax. Punt is alleen hoe je die boodschap in het verhaal verwerkt. Zoals La Fontaine dat deed, over een krekel en een mier vertellen en daaruit afleiden dat we vooral niet te lichtzinnig moeten zijn, dat was erg mooi, maar vandaag de dag zou niemand dat meer accepteren. Een verhaal met een moraal, dat moeten we niet meer.

Je kunt, zeker als het om een maatschappelijke boodschap gaat, op een schijnbaar objectievere manier, die de lezer de ruimte laat zijn eigen conclusies te trekken, de werkelijkheid beschrijven. Een multiculturele wijk, een Palestijns kamp. Probleem is dan wel: fictie blijft fictie. Journalistiek kan heel geschikt zijn om mensen ergens bewust van te maken, maar wat jij zelf hebt verzonnen – of op zijn best uit brokken werkelijkheid in elkaar gemonteerd – blijft altijd minder overtuigend om de lezer duidelijk te maken: zo is het, zo gaat het er toe.

Verleidelijk is dan om ironisch te gaan worden, in de al te simpele zin van: een mening naar voren laten komen – bij een persoon of bij de verteller – die het tegenovergestelde is van wat je echt wilt zeggen. Dat is verraderlijk. Enerzijds lijk je een tegenstander te parodiëren die misschien helemaal niet bestaat, want niemand denkt precies het omgekeerde van wat jij denkt, en dat heeft iets flauws en oneerlijks. Anderzijds kan de lezer, door alle plussen in minnen te veranderen, toch een tamelijk expliciet, rechtlijnig betoog uit je verhaal destilleren, en dan blijf je belerend bezig.

Niettemin is ironie vaak de sleutel tot het overbrengen van een boodschap. Alleen kan en moet dat oneindig veel ingewikkelder, en zijn er oneindig veel meer mogelijkheden. Onzinnige beweringen, maar zó gebracht dat de lezer gedwongen wordt na te denken over hun (on)zinnigheid. Of een originele, op zich juiste gedachte zo overdreven weergegeven dat de lezer niet meer weet of hij ergens toe wordt overgehaald of juist niet. Verwarring scheppen, maar niet als doel op zich. Vanzelfsprekendheden uiteenrafelen, maar om de lezer zicht op andere mogelijkheden te bieden. Daarbij kunnen symboliek, allegorie, realiteit, gedachtenexperimenten allemaal hun nut bewijzen. Echt de lezer overhalen tot je standpunt zal waarschijnlijk niet lukken, maar dat is goed beschouwd ook niet gewenst. Als je de goede middelen kiest, slaag je op een artistieke manier in de doelstelling van Brandes: 'problemen ter discussie stellen'.

Eisso Post geeft manuscriptbeoordeling en schrijfcoaching op www.bureaupterodactylus.nl. Onlangs verscheen van hem de verhalenbundel Aan de oever bij uitgeverij Quasis.

Techniek