Afbeelding

Beeld door Pieter Vandermeer

‘In feite debuteer je elke keer weer opnieuw’

‘In feite debuteer je elke keer weer opnieuw’De VSB Poëzieprijs bekroont jaarlijks de beste Nederlandstalige bundel met een geldbedrag van 25.000 euro. De vijf genomineerde dichters zijn Piet Gerbrandy, Sasja Janssen, Hester Knibbe, Alfred Schaffer en Peter Verhelst. Hun poëzie valt te zien als de beste van het moment. Mirthe Smeets gaat voor Schrijven Online met hen in gesprek, over hun bundel, hun manier van werken en hun inspiratiebronnen en vraagt om tips voor het schrijven. Deze keer is Alfred Schaffer aan het woord. 

Dit is de vierde keer dat je genomineerd bent voor de VSB Poëzieprijs. Wat doet dat met je?

Het is echt een grote eer. Het doet me uiteraard heel goed dat deze jury zozeer van Mens Dier Ding heeft genoten dat ze besloot hem te nomineren – vooral ook omdat er veel sterke bundels zijn verschenen dit jaar; het moet geen gemakkelijk taak zijn geweest om er 5 uit te kiezen.

Hoe ontstond deze bundel waarin de oude Zoeloekrijger Shaka Zoeloe tot leven wordt gewekt?

Tijdens het werk aan mijn proefschrift, dat ik in 2002 aan de universiteit van Kaapstad voltooide, maakte ik onder andere kennis met literatuur rondom de figuur Shaka Zoeloe. Vooral de roman Chaka van Thomas Mofolo vond ik fascinerend. Met de historische feiten was ik al bekend. En ik had in de jaren tachtig natuurlijk naar de serie Shaka Zulu gekeken op de Nederlandse televisie, samen met mijn moeder, die toen nog leefde. Ik wilde met al dat materiaal en vooral met mijn eigen verbeelding iets maken waarin waanzin en machtswellust centraal stonden, maar van binnenuit belicht.

Je experimenteert veel met vorm in Mens Dier Ding. Een bewuste keuze?

Het ontstond vanzelf, alhoewel ik wel wist dat ik het verhaal echt “open” wilde trekken, dat wel. Ik verzamelde door de jaren voorbeelden van tekstvormen, maakte daar een lijstje van. Wat voor tekstvormen zijn er wel niet? E-mail, gedicht, verhaal, gebruiksaanwijzing, interview, monoloog, mop, brief, Twitterverslag, enzovoorts. Ik ben al jaren een groot liefhebber van het werk van de Canadese dichteres Anne Carson, maar vooral na lezing van haar laatste bundel, red doc> viel er een grote last van me af; waarom zou ik mij ook niet alle vrijheid gunnen? Wat houdt mij tegen? Ik schreef in een opwelling een quiz met Sjaka daarin als kandidaat, en dacht: dit zet ik er gewoon in. Voorheen had ik dan gedacht, nee, dat is geen poëzie, dat kan niet. Ik schreef enkele korte interviews met Sjaka, en liet die ook staan. Het kon ook makkelijker door die losse structuur. En zo merkte ik dat mijn opvatting over wat poëzie is en kan zijn, toch nog behoorlijk conservatief was, dat je altijd iets op jezelf kunt veroveren. Ik wilde de geschiedenis op allerlei manieren los schoffelen, uit haar context halen, overhevelen naar nu, met het anachronisme als concept. Dat wist ik vanaf het begin. Door die verschillende vormen lukte me dat makkelijker dan met een lineaire vertelling.

‘In feite debuteer je elke keer weer opnieuw’Tijdens Poetry International 2014 gaf je een Masterclass Lezen. Daarin benadrukte je het belang van veel lezen voor beginnende dichters. 

Ja! Ik denk namelijk dat je je stem ontwikkelt door te lezen, niet door te schrijven. Zoals je je mening en kennis van de wereld ook niet vergroot door alsmaar te praten, maar door te luisteren naar anderen, het liefst anderen met allemaal weer een andere visie en opinie. Door veel en ook buiten je eigen taalgebied te lezen, leer je stemmen ontdekken en hopelijk je eigen stem. Blijf ook niet alleen hangen bij actuele poëzie en grijp ook terug naar gedichten uit andere eeuwen. Ik merk dat ik, wat poëzie betreft, vooral poëzie lees waarvan ik iets kan opsteken als dichter.

Wanneer weet je dat je werk klaar is om te publiceren?

Ik denk dat je een lezer moet hebben die je kunt vertrouwen. Aanvankelijk denk ik dat aanmoediging noodzakelijk is. Mijn leraar Nederlands Gé Vaartjes was daarin belangrijk. Ik schreef wel wat gedichten tijdens mijn jaren op het VWO, maar híj stimuleerde het, gaf commentaar bij die gedichten, en dat is echt geen werk waarmee ik nu nog voor de dag zou willen komen. Maar hij zág iets, en dat was van groot belang. Ook bij mijn debuut waren er lezers die lieten weten dat ze er iets in zagen, en zo maakte ik bijvoorbeeld mijn papieren debuut in een literair tijdschrift – Vrijstaat Austerlitz, al lang ter ziele. Ik heb eigenlijk nooit de ambitie gehad om te publiceren, of om dichter te worden, maar mijn eerste redacteur was ook weer zo’n vertrouwenspersoon die zorgde dat ik durfde, en dat dat debuut er kwam.

Hoe is dat nu, met 7 dichtbundels op je naam?

Nu is dat anders. Ik heb een uitgeverij waar ik welkom ben. Als de tijd rijp is, stel ik me open voor het schrijven. Ik kom in een bepaalde modus en durf op mijn eigen gevoel te vertrouwen. Ik weet wanneer iets af is en niet meer verder kan. Ik ben al zeker van een bepaald vertrouwen, al moet je dat elke keer weer waarmaken. Zodra een bundel af is, ga je op zoek naar iets nieuws. In feite debuteer je elke keer weer opnieuw.