De observerende schrijver: ik zie… een wereldkaart

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: ik zie…een wereldkaart.

Waar hangt de wereldkaart?

Waar hangt de wereldkaart die je op dit moment (voor je) ziet? In je huis als decoratie, of is het de wereldkaart van de basisschool? Welke van de twee het ook is, de kans is erg groot dat je associatie van de ene, heel erg verschilt van de andere. De wereldkaart in huis dient als decoratie. Die in de klas doet je eraan herinneren hoe vreselijk het was om op de basisschool topografie te leren en al die landen en hun hoofdsteden erin te moeten stampen.

Dacht je zelfs maar aan de andere optie toen je de titel van dit artikel las? De kans bestaat dat dat niet zo is, omdat een saaie topografieles een wereld van verschil is in vergelijking met de associatie van een fijne reis. Dat is de oefening bij deze observatieles. Soms moet je je bij observeren beseffen dat je beeld compleet vertekend kan zijn vanwege de ruimte die op dat moment van toepassing is (of de sfeer, of het gezelschap of…). Datgene dat jij op dat moment door een bepaalde bril observeert vanwege bepaalde associaties die lastig uit te schakelen zijn.

Je bril afzetten tijdens observeren

Het vervelende van observeren is dat het trekken van bepaalde conclusies of het leggen van bepaalde verbanden zo snel gaat, dat het simpelweg niet te stoppen is; het gebeurt in milliseconden. Helemaal neutraal observeren is dus bijna onmogelijk. Het goede nieuws is dat je als schrijver waarschijnlijk een opschrijfboekje hebt. Dit is een goed moment om dat er eens bij te pakken!

Schrijf het kernwoord boven twee kolommen. In dit geval is dat wereldkaart, maar doe dit gerust met alles wat tot jouw verbeelding spreekt. Schrijf in de eerste kolom: “Plaats” en in de andere “Dit voel ik”.
Schrijf in de kolom plaats niet alleen de vanzelfsprekende dingen (‘klaslokaal’ of ‘aan de muur thuis’), maar bedenk ook één of twee aparte plaatsen (voor een wereldkaart) de supermarkt, of in de onderwatertuin van het zeepaardje in het aquarium, wat er maar in je opkomt. 
Vul daarachter in de bijbehorende kolom wat je daarbij voelt. Ga je giechelen vanwege het idiote idee dat de wereldkaart daar zou hangen? Of word je verdrietig bij het idee dat de wereldkraskaart die jij als fervent reiziger hebt, onder de kast stof ligt te verzamelen?

Natuurlijk kunnen hier complete verhaallijnen uit ontstaan. Schrijf die zeker op, als dat zo is!
Maar voor deze observatieoefening moet je dat niet doen. Sterker nog, je moet er juist afstand van nemen. Waar je in die eerste milliseconden van observeren niet anders kon dan conclusies trekken, ga je die conclusies nu juist loslaten met behulp van je opschrijfboekje.

“Blegh, topoles?” Maar de wereldkaart zelf geeft de les niet, dat doet de juf nog altijd. Met andere woorden: wat zie je nu echt en wat vult je verbeelding in of aan? Je ziet alleen de wereldkaart. En misschien de boekenkasten in het klaslokaal en de lessenaars.

Als je observeert op deze ‘onthechte’ manier, kan je daar de carte blanche mee krijgen die je soms nodig hebt om niet te hard van stapel te lopen met (sfeer)omschrijvingen of associaties met bepaalde voorwerpen. Dat is soms nodig om de lezer mee te kunnen nemen in jouw leefwereld en daarmee die van je boek.

Over de auteur

Nadine van de Sande is freelance copywriter en schrijfster. Op verhaalentaal.blog post ze wekelijks een uitgebreide tip voor creatief schrijven. Daarnaast doceert ze een cursus autobiografisch schrijven bij de Ondernemersschool. Als manuscriptredactrice en schrijfcoach helpt ze schrijvers het beste uit hun werk te halen.