Kan je personage grenzen bewaken?

Als je een personage gaat schrijven, biedt een personagebiografie een handig overzicht van diens doen en laten en geschiedenis. Deze week kijken we naar hoe goed je personage is in het bewaken van grenzen.

Dit is mijn limiet – als het even kan…-

Iedereen heeft zo zijn grenzen. “Ik wil best een keer overwerken, maar niet langer dan een halfuur per dag en maximaal twee keer per week.”
Dat is een mooi streven, maar als je personage onder druk komt te staan kan het die grenzen nogal eens vergeten. Het is de moeite waard om te bestuderen voor wat voor soort druk je personage bezwijkt (“Ik bewaak mijn grenzen als het even kan”) en waarom en waarom andere grenzen helemaal niet lastig zijn om te bewaken (“Dit is mijn absolute limiet, punt uit.”)

Omstandigheden of patroon?

Er zijn talloze redenen te bedenken waarom je personage een keer flexibel wil zijn met diens grenzen. Laten we die gemakshalve samenvatten als omstandigheden. Onder omstandigheden vallen dingen als letterlijke omstandigheden (“Natuurlijk breng ik mijn kind wel met de auto naar school als er windkracht acht staat. Nu gaat het echt niet fietsen!”) maar ook dingen als:

  •  Je wil wel een keer extra invallen voor die ene collega die je graag mag, maar niet voor de collega die je altijd aankijkt alsof die een citroen heeft ingeslikt
  • Normaalgesproken zou ik dit gewoon doen, maar mijn onderbuikgevoel zegt dat ik dit nu moet laten.

Omstandigheden betreft het bewaken van grenzen zijn zo specifiek en uniek dat die niet de moeite waard zijn om mee te nemen in de personagebiografie. Gaat het om een patroon, dan is het wel interessant om eens naar te kijken. Denk bij een patroon aan bijvoorbeeld:

  • Je personage schikt altijd in bij mensen die een hogere status hebben.
  • Je personage hoeft maar een compliment te krijgen en het doet alles voor die ander, ongeacht het voornemen om nu eerst eens aan zichzelf te denken.
  • Je personage houdt zich nooit aan de grenzen van het vooraf gestelde budget als het denkt in de financiële zin iets te kunnen of moeten bewijzen aan vrienden.  

Wat kan je te weten komen?

Als je personage een patroon laat ziet van het niet bewaken van grenzen, zit daar een angst achter. Bedenk of het een angst is om door de mand te vallen (“Als ik nu niet doe wat gevraagd of verwacht wordt, denkt men dat ik asociaal/onkundig/onaantrekkelijk/dom… ben.”) of een angst die heel praktisch van aard is. Die angst is niet zozeer wat het personage vreest dat kán gebeuren, maar wat ook zeer waarschijnlijk gáát gebeuren als het personage op zijn strepen gaat staan.
* “Als ik om opslag vraag – ik werk al voor vijf euro minder dan mijn gebruikelijke tarief- sta ik morgen op straat. De werkeloosheid is hoog  ‘voor jou tien anderen’ gaat nu zeker op.”
*  “Als ik tegen mijn dronken, gewelddadige echtgenote zeg dat zij moet stoppen met slaan, slaat zij alleen maar harder.”

Als je personage bang is door de mand te vallen, dan kan je er een (deel van) het centrale conflict van maken om de assertiviteit en het zelfvertrouwen van je personage omtrent deze angst te vergroten. Als er een praktische angst in het spel is, heeft dat geen zin. Dan moet je meer naar het plot in het algemeen kijken; je personage is niet bij machte om dit zelfstandig te veranderen.

Als je personage in het algemeen slecht is in het bewaken van grenzen, kun je daar vrijwel altijd iets mee, maar weeg goed af hoe belangrijk je het voor het plot gaat maken. Als je held continu over zich heen laat lopen, heb je de kans dat diens ruggengraat te slap is om überhaupt een heldenreis aan te kunnen gaan.

Over de auteur

Nadine van de Sande is freelance copywriter en schrijfster. Op verhaalentaal.blog post ze wekelijks een uitgebreide tip voor creatief schrijven. Daarnaast doceert ze een cursus autobiografisch schrijven bij de Ondernemersschool. Als manuscriptredactrice en schrijfcoach helpt ze schrijvers het beste uit hun werk te halen.

Techniek