Vertelperspectief

Perspectief is een krachtig hulpmiddel bij het vertellen van je verhaal. Maar hoe maak je de beste keuze? Schrijfcoach Gerard Klappers over ik-, hij/zij- en alwetend perspectief.

Perspectief: daar draait het om als je de vraag stelt hoe je je verhaal wilt vertellen. Voordat je begint heb je, als het goed is, een idee wat vorm moet gaan krijgen. Een ruwe vorm is in dit stadium goed genoeg, maar toch, er dienen keuzes gemaakt te worden. Allereerst natuurlijk waar het verhaal over moet gaan en over wie het moet gaan. Maar ook over wie het verhaal moet vertellen. Gebruik je de ik-vorm, de hij/zij-vorm of werk je met een alwetende verteller? Deze keuze kan zeer bepalend zijn voor het boek.

De verschillende vertelvormen hebben allemaal hun eigen voor- en nadelen. De ik-vorm is vaak wat persoonlijker en intiemer: de lezer krijgt meer het gevoel dat hij de schrijver of de hoofdpersoon persoonlijk hoort praten. De lezer heeft ook vaker het gevoel dat het verhaal min of meer autobiografisch is, wat natuurlijk niet zo hoeft te zijn.

Schrijven in de ik-vorm kan wel wat beperkend zijn. We zitten immers in het hoofd van de hoofdpersoon en zolang het geen helderziende hoofdpersoon is kan hij onmogelijk weten wat de andere personages in het boek denken of weten. Hij kan wel conclusies trekken over hun gedachten door hun gedrag te observeren en daarover te reflecteren zoals in de onderstaande scène uit mijn roman [i]Eliminatie[/i] (voor dit stuk enigszins aangepast). Hierin heeft de hoofdpersoon een gesprek heeft met een intercedente van een uitzendbureau.

‘Jaja,’ zei ze.
‘Ja,’ zei ik. Daarna zwegen we. Een moment van rust, bezinning. Zij leek na te denken over haar volgende zet in het schaakspel van dit moeizaam lopende gesprek, ondertussen tuurde ze op het door mij ingevulde formulier. Ik observeerde mijn tegenspeelster. Grijs muisje. Grijs muisje met grijs muizenhaar en een grijze muizen mantelpakje. Ze hield haar lippen stijf op elkaar geperst zodat ik niet kon zien of ze ook grijze muizentandjes had. Haar lippen waren niet gestift, dat was het enige positieve aan haar. ‘Dus, als ik het goed begrijp wilt u graag een solistische baan, mijnheer, euh…?’

De hoofdpersoon trekt hier impliciet de conclusie dat ze het moeilijk heeft met zijn aanwezigheid. Dat doet hij op basis van het turen van haar op het formulier en het feit dat ze haar lippen stijf op elkaar geperst heeft. Doordat hij haar afschildert als grijs muisje laat hij zien dat hij het gevoel heeft de regie te hebben in het gesprek en dat hij wat op haar neerkijkt.

Alwetend perspectief
Of je nou in de hij/zij- of de ik-vorm schrijft, in beide gevallen zijn die hij/zij of die ik meestal de hoofdpersoon. Behalve in wat complexere romans, daar kan het perspectief en dus ook de hoofdpersoon voortdurend of per hoofdstuk wisselen en kan de roman meerdere hoofdpersonen hebben.

Je kunt ook werken met een alwetende verteller die van alles op de hoogte is en in ieders hoofd kan kijken. Dit lijkt een handig middel voor de schrijver omdat dingen makkelijker op zijn plaats kunnen vallen, maar het kan ook afstand scheppen. Het risico voor de schrijver is ook dat hij zich er onbewust makkelijk vanaf gaat maken door de alwetende verteller allerlei dingen te laten vertellen die ook op een andere, mooiere manier opgeschreven hadden kunnen worden. Door ze te laten zien in plaats van te vertellen bijvoorbeeld waardoor het verhaal afvlakt.

Afwisselen
Je kunt de vormen ook met elkaar afwisselen. Als je bijvoorbeeld in de hij/zij-vorm schrijft kun je dat afwisselen met de ik-vorm of de alwetende verteller aan het woord laten. Je verplaatst als het ware de camera van het ene naar het andere vertelperspectief. Hieronder wisselt het van de hij/zij-vorm naar de alwetende verteller en weer terug naar de hij/zij-vorm. Hieronder een voorbeeld van zo’n afwisseling.

‘Interessant,’ zei ze nog een keer.
Daarna zei ze even niets meer, hij ook niet. Wil haar niet, dacht hij, zij gaat me het geluk niet brengen. Ik moet aan wat anders denken. Hij dacht aan een bankschroef, herhaalde in zijn hoofd zijn telefoonnummer, keek haar aan, dacht aan zijn moeder en daarna aan een roedel korenwolven. ( Hij/zij-vorm)
Het was een automatisme van hem, dat ontwijken. Jarenlang had hij zich verschanst in zijn huis en elk risico op een gebroken hart gemeden en ineens moest hij zich vol in de afgrond gaan storten en maar hopen dat het elastiek het zou houden. (Alwetende verteller)
‘Hallo,’zei ze. ‘Ben ik nog in beeld?’
Jawel, ze was in beeld, maar dat wilde hij nog steeds niet echt. ‘Sorry’, zei hij, ‘ik dacht even aan iets anders.’ (Hij/zij-vorm)

Wat is het beste perspectief?
De keuze van vertelperspectief is niet altijd eenvoudig. Soms lijkt de ik-vorm het beste, maar kom je er halverwege achter dat de hij/zij-vorm toch beter was geweest. Dat levert altijd veel extra werk op. Je kunt immers met zoeken en vervangen niet straffeloos alle ik’s door hij’s of zij’s vervangen omdat een wisseling van perspectief consequenties heeft voor de toon van het verhaal (om over d/t-fouten maar te zwijgen).

Het kan wat duidelijkheid geven om in het begin een aantal pagina’s in verschillende vormen te schrijven. Vaak kom je er al schrijvende achter wat de juiste vorm is.

Laat je personage het werk doen
Wat ik in manuscripten nog wel eens zie is dat de schrijver ineens vanuit het niets het woord tot de lezer gaat richten, als een soort onderonsje. Vaak is dit humoristisch bedoeld, maar zelden is dit echt geslaagd. Doe dit dus bij voorkeur niet. blijf als schrijver en verteller zoveel mogelijk op de achtergrond en laat de personages het werk doen.