Wanneer is een scène klaar?

Soms voel je het. Je bent aan een scène aan het werken en plots… Is hij klaar. De puzzelstukjes schuiven als vanzelf in elkaar en je voelt dat er iets magisch heeft plaatsgevonden, een kleine verschuiving in het universum van je hoofdpersonage of een zaadje dat je plant in het hoofd van die potentiële lezer die altijd over je schouder meekijkt. Je wéét gewoon dat deze scène er moet zijn, dat hij nodig is voor je verhaal – al weet je misschien niet meteen waarom. Wat is dit voor hekserij? Een Belgisch regisseur wist het onlangs prachtig te verwoorden. 


Het wondertje

In principe verlaat je als regisseur een shot pas als het wondertje heeft plaatsgevonden, als er iets bijzonders gebeurt. Dat kan iets heel kleins zijn, zoals een acteur die lichtjes afwijkt van zijn dialoog en de ander die daar passend op reageert. Of iets externs, zoals de wind die plots komt opzetten en een acteur die dat in zijn spel integreert.” 

Aan het woord is Jan Matthys, regisseur van series als Katarakt, Aspe, de Smaak van de Keyzer en verschillende afleveringen van de prestigieuze BBC-reeks The Last Kingdom en Netflixhit Viking: Valhalla. Ik interview hem voor een blog voor een van mijn opdrachtgevers. 

Denken in scènes

De zin blijft in mijn hoofd hangen. Tot het wondertje gebeurd is… Dat geldt net zo goed voor ons, als schrijvers. Wanneer ik een verhaal of roman schrijf, denk ik in scènes, net als een regisseur. En inderdaad, in elke scène moet ‘iets’ gebeuren, een klein wondertje, iets dat op de een of andere manier bijdraagt aan je verhaal. 

Sommige schrijfdocenten en schrijvers hameren heel fel op het feit dat alles in je verhaal een functie moet hebben. “Er mag geen mus van het dak vallen zonder bedoeling”, stelde W.F. Hermans. Zo krijg je een goed gestructureerd geheel, een verhaal dat zichzelf voortstuwt, de aandacht van de lezer die geen seconde verslapt. 

Vlees aan de botten

Ook als schrijver kan het je enorm helpen om een plan of uitgewerkt schema te hebben, en op voorhand perfect te weten wat je met elk hoofdstuk/iedere scène wil bereiken. Het gevaar is echter dat je een kaal, ‘clean’ verhaal krijgt, waarin elk detail bijdraagt aan de grote verhaallijnen. Terwijl het ‘vlees’ aan de botten, de couleur locale, de zanderige zijweggetjes net ook heel bijzonder en interessant kunnen zijn. Niet elk boek moet vanaf pagina één naar een geniale plot toewerken. 

Zeker in een verhaal waarin niet veel gebeurt, zijn het net de kleine dingen die het hem doen. Daarin zit soms het verhaal. Romans kunnen gedreven worden door de personages en alles wat hen eigenaardig maakt. De ‘functie’ van een scène kan eenvoudigweg sfeerzetting zijn, iets vertellen over het karakter, verleden of leven van het hoofdpersonage of een belangrijk nevenpersonage.

Naar de volgende scène

Hoe weet je dan of een bepaalde scène bijdraagt aan je verhaal? Wel, dan komen we terug op het wondertje. Want volgens mij zit daar het antwoord in vervat. Zolang er maar ‘iets’ gebeurt dat je scène de moeite van het lezen maakt. En dat leer je aanvoelen door veel te lezen en te schrijven. Op zo’n momenten kom je in de flow van je verhaal, gaan je handen soms tegen supersonische snelheid over het toetsenbord, en voel je dat er iets bijzonders aan het gebeuren is. Dat wat je aan het schrijven bent, raakt aan de essentie, een diepere laag van je verhaal, misschien wel van het leven zelf. Als dat wondertje er is, hoe klein ook, dan is je scène waardevol. Dan kan je, net zoals de regisseur, naar een volgende scène. 

Over de auteur 

Leen Raats (1984) is romancier, dichter, copywriter en rocker pur sang. Ze gaf meerdere boeken uit, publiceerde in literaire tijdschriften en verzamelbundels, wint af en toe een schrijfwedstrijd en verliest er nog veel meer! Sinds ze, ergens begin jaren ’90, voor het eerst een gedicht op papier zette, heeft ze nog maar één levensdoel: al schrijvend de wereld een beetje mooier maken. www.leenraats.com 

Techniek