Wees je personage

‘Hoe is het om…?’ Dat is de belangrijkste vraag voor een schrijver van fictie. Niets ten nadele van feitelijke research of realistische gebeurtenissen, maar veel belangrijker is de ervaring van de protagonist. Als lezer zit ik niet te wachten op een verslag van wat er gebeurd is (dan lees ik wel de krant) of hoe het in elkaar steekt (dan lees ik wel rapporten). Ik wil graag ervaren wat het personage ervaart. Ik wil de emoties voelen, de mens in het personage herkennen. Daaraan mag de werkelijkheid onderschikt gemaakt worden. Schuif met feiten als dat nodig hebt, pas tijden aan, introduceer tegenspelers, alles om de essentie van het verhaal duidelijker naar voren te halen.

Verplaats je als schrijver daarom in het personage. Als de hoofdpersoon lijdt aan slapeloosheid, hoe denkt die persoon dan, hoe neemt hij de wereld waar, welke woorden gebruikt hij, hoe handelt hij? En dat dus niet van buitenaf als waarnemer beschrijven, maar van binnenuit als deelnemer.

‘Hoe is het om een psychopaat te zijn?’ In zijn roman Here weg uit 2012 kruipt de Drentse schrijver Jan Veenstra in de huid van een TBS-er. In hakkerig en harkerig proza laat hij de lezer de denkwereld van een moordenaar zien. Zonder overigens de daden goed te praten. Daar gaat het niet om. Het gaat erom dat de lezer begrijpt hoe iemand tot zijn daden komt. Hij is het blijft een misdadiger, maar wel een mens. Een beruchter voorbeeld is natuurlijk de film ‘Der Untergang’ waarin we Hitler niet als moorddadige dictator zien, maar als iemand met twijfels en teleurstellingen. In beide gevallen zijn de feiten (al of niet fictioneel) onderschikt aan het karakter van de personages.

Dit geldt niet alleen voor de schaduwkant van de menselijke geest, maar ook voor de lichtere kant van het bestaan. Er bestaat erg goede chicklit die de lezer het gemuts over relaties, het gedoe met moederschap en baan, kortom het vrouwengetut laat beleven. Op een lachwekkende, vrolijke manier.

Als schrijver heb je middelen ter beschikking om dicht tegen het personage aan te kruipen. De krachtigste is wel de vrije indirecte rede. Schrijf niet: ‘Wat een bende, dacht hij boos,’ maar schrijf: ‘Wat een teringzooi,’ of: ‘Mopper, wat een troep.’ In het eerste geval is het de schrijver die meedeelt wat er in het hoofd van de personage omgaat (afstand!) in de andere gevallen zitten we in het hoofd van als eerste een boos of bars personage en als tweede een keurig, niet vloekend personage. Zo komt een personage tot leven. Als je meer over de vrije indirecte reden wil weten, lees dan Hoe fictie werkt van James Wood.

In mijn onlangs verschenen verhalenbundel Zwerfvuil heb ik deze techniek gebruikt. Hoe is het om een zwerver te zijn? Of hoe is het om je kind te verliezen? Om op dat laatste door te gaan: zwelg je je dan in verdriet of overschreeuw je het verdriet? En hoe zien je dagen er dan uit? Gevuld met staren naar de muur, je begraven in werk, of juist met oeverloos praten. Dat (en soortgelijke vragen) waren steeds de leidraad bij het schrijven van de stukken.

Een schrijver heeft een nauwe band met zijn personages. Een levensecht personage zorgt ervoor dat de lezer het verhaal ingezogen wordt. Het is daarom van belang als schrijver om dicht tegen de personages aan te kruipen. Dan komen ze tot leven, dan krijgen ze diepte en dan ook doen ze recht aan je verhaal.

In 2012 verscheen mijn debuutroman Morgen vlieg ik terug bij uitgeverij de Brouwerij, in 2013 gevolgd door Zwerfvuil, een bundel korte verhalen. Na mijn promotie in de natuurkunde heb ik de switch naar het bedrijfsleven gemaakt en heb ik jarenlang gewerkt als projectmanager in de IT. En nu, sinds een paar jaar, richt ik mij volledig op de boeken, als schrijver en redacteur.

Comments

Johan, Jouw stelling, zijnde de titel van je artikel, is helder en waar. Je uitleg is ongetwijfeld goed bedoeld, maar komt mij wat warrig over. Quote; "In beide gevallen zijn de feiten (al of niet fictioneel) onderschikt aan het karakter van de personages." Mijns inziens ligt dat anders. Het zijn gelijkwaardige aspecten, die op complexe wijze met elkaar verbonden zijn. Voorbeeld: Als Jan zijn buurman vermoordt, omdat deze buurman zijn auto voor de zoveelste keer voor zijn deur parkeert, is het een feit dat Jan een moordenaar is. Dat Jan normaliter een reuze geschikte kerel is die oude vrouwtjes helpt oversteken (feit) zegt iets over zijn karakter, maar dat zegt de moord ook. Hij vermoordde de buurman, omdat een oud vrouwtje hem een keer opdringerig heeft genoemd (feit) op dezelfde dag dat zijn buurman antwoordde op de zoveelste mopper serenade van Jan: "Zeik niet zo, man!" (feit) Daar kan Jan slecht tegen, omdat zijn vader hem vroeger altijd verweet zich overal ongevraagd mee te bemoeien en daardoor volgens zijn vader alleen maar liep te zeiken. Significante karakterontwikkeling door een feit. Feiten vormen een karakter, karakter vormt de feiten. Quote: "Dit geldt niet alleen voor de schaduwkant van de menselijke geest, maar ook voor de lichtere kant van het bestaan. Er bestaat erg goede chicklit die de lezer het gemuts over relaties, het gedoe met moederschap en baan, kortom het vrouwengetut laat beleven. Op een lachwekkende, vrolijke manier." Lees dit morgen of overmorgen nog maar eens, Johan. Ik denk dat je er verstandig aan doet het te herschrijven. Moederschap en gemuts(!) over relaties wegzetten als de lichtere kant van het bestaan en vrouwengetut... Je bedoelt het waarschijnlijk niet zo, maar een goed schrijver weet zijn lezer goed te informeren. Quote: "Het is daarom van belang als schrijver om dicht tegen de personages aan te kruipen. Dan komen ze tot leven, dan krijgen ze diepte en dan ook doen ze recht aan je verhaal." Waar. Maar hier zien we een discrepantie met de grotere waarheid in je titel. Je kruipt niet tegen het personage aan, je bént het personage, nadat je de feiten hebt verzameld en zijn of haar karakter hebt getracht(!) te doorgronden vanuit je eigen referentiekader en meer nog met de kracht van een sterk empathisch vermogen. En daar schuilt het duiveltje; niet iedere schrijver durft te schrijven vanuit een beleving die wordt opgeroepen en wordt ondergaan. Dat is confronterend. Dat is eng. Dat vraagt veel oefening in relativeren.

Dag Johan Bordewijk, Ik vond het een heel fijn stukje van je. Ik heb het uitgeprint want ik moet straks (oefenstukje) in de huid van een man kruipen. Dat zal me nog wat gedoe geven! Wat ik erg vervelend van je vond, was de vierde alinea over gemuts, gedoe met moederschap, vrouwengetut, dat kwam bij mij een beetje verkeerd over. Dat zal wel aan mij liggen. Ik kan wel eens verkeerd lezen en te vroeg mijn oordeel klaar hebben; een afschuwelijke eigenschap! Het antwoord van JohanvandenEnde , zal ik ook opslaan. Zo heb ik een mooi geheel. Dank aan deze beide Johannen! vrg

Een punt is dat wat je als feit beschrijft, niet hoeft te kloppen. Als schrijver kan je je personage dingen laten doen die onmogelijk zijn, feitelijk onjuist, fysiek onmogelijk. De werkelijkheid is ondergeschikt aan de ervaring van de werkelijkheid. Wat betreft dat gemuts. Daar heb ik niemand mee voor het hoofd willen stoten. Het is ironie. Lees eens 'Ons soort mensen' van Jacqueline Hoefnagels en Santje Kramer. Een heel leuk boek van vrouwen, over vrouwen, voor vrouwen.